Hoge Raad, 11-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2566, 15/01837
Hoge Raad, 11-11-2016, ECLI:NL:HR:2016:2566, 15/01837
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 november 2016
- Datum publicatie
- 11 november 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:2566
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:1174
- Zaaknummer
- 15/01837
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
11 november 2016
Nr. 15/01837
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 2 april 2015, nr. 11/00650bis, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Breda (nr. AWB 10/3415) betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.