Home

Hoge Raad, 09-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2787, 16/01203

Hoge Raad, 09-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2787, 16/01203

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 december 2016
Datum publicatie
9 december 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:2787
Zaaknummer
16/01203

Inhoudsindicatie

Art. 1, letter b, en art. 3, lid 2, Besluit proceskosten bestuursrecht. Geen afzonderlijke vergoeding voor taxatiekaart in aanvulling op eerder taxatierapport. Begrip ‘samenhangende zaken’ m.i.v. 2015; geen ‘abstracte toets’ (vgl. BNB 2016/122).

Uitspraak

9 december 2016

nr. 16/01203

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2016, nr. 15/00755, op het hoger beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 14/6264) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z]. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

2 Beoordeling van de klachten

2.1.

Belanghebbende heeft in de bezwaarfase een taxatierapport laten opstellen. Naar aanleiding van het standpunt van de heffingsambtenaar in de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende een taxatiekaart laten opstellen met daarin opgenomen een extra vergelijkingsobject en aanvullende informatie omtrent een reeds aangevoerd vergelijkingsobject. Het Hof heeft aan belanghebbende een vergoeding toegekend voor de kosten van het taxatierapport op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Bpb). Het Hof heeft tevens geoordeeld dat belanghebbende onder de omstandigheden van het geval in redelijkheid kon besluiten een taxatiekaart met aanvullende informatie te laten opstellen. Het heeft voor de kosten van de taxatiekaart een afzonderlijke vergoeding van € 60,50 toegekend.

2.2.

De klacht gericht tegen de voor de kosten van de taxatiekaart toegekende vergoeding treft doel. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat de taxatiekaart slechts een nadere onderbouwing bevat van het door belanghebbende ingebrachte taxatierapport. De taxatiekaart kan daarom niet worden aangemerkt als een verslag als bedoeld in artikel 1, aanhef en letter b, van het Bpb. Voor de vergoeding van de kosten van een dergelijke aanvulling biedt het Bpb geen ruimte.

2.3.

De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 18 maart 2016, nr. 15/03065, ECLI:NL:HR:2016:420, BNB 2016/122).

2.4.

Gelet op het onder 2.3 overwogene kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing