Hoge Raad, 26-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:328, 15/02245
Hoge Raad, 26-02-2016, ECLI:NL:HR:2016:328, 15/02245
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 februari 2016
- Datum publicatie
- 26 februari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:328
- Formele relaties
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBZWB:2015:2182
- Zaaknummer
- 15/02245
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
26 februari 2016
Nr. 15/02245
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 april 2015, nr. AWB 14/2886, betreffende de door belanghebbende op aangifte als pseudo-eindheffing hoog loon afgedragen loonbelasting over het tijdvak maart 2013.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 29 januari 2016, nr. 15/00340, ECLI:NL:HR:2016:121, en HR 29 januari 2016, nr. 15/03090, ECLI:NL:HR:2016:124).
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.