Hoge Raad, 08-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:584, 15/01581
Hoge Raad, 08-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:584, 15/01581
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 april 2016
- Datum publicatie
- 8 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2016:584
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2015:1366
- Zaaknummer
- 15/01581
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
8 april 2016
Nr. 15/01581
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de erven van [A] te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 februari 2015, nrs. 13/00920 tot en met 13/00931 en 13/00941 tot en met 13/00944, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 12/188, AWB 12/190, AWB 12/192 tot en met AWB 12/195, AWB 12/197 tot en met AWB 12/204, AWB 12/1109 en AWB 12/1110) betreffende de aan erflater over de jaren 1992 tot en met 1999 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de over de jaren 1993 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.