Home

Hoge Raad, 22-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:714, 15/05633

Hoge Raad, 22-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:714, 15/05633

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 april 2016
Datum publicatie
22 april 2016
ECLI
ECLI:NL:HR:2016:714
Formele relaties
Zaaknummer
15/05633

Inhoudsindicatie

HR verklaart het beroep in cassatie n-o.

Uitspraak

22 april 2016

Nr. 15/05633

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 oktober 2015, nr. 14/00001, betreffende een aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 13 januari 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 15 februari 2016 in de gelegenheid gesteld de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. Belanghebbende deelt mee naar aanleiding van het eerste verzoek tot betaling van het verschuldigde griffierecht een handgeschreven brief te hebben ingezonden met daarin een verzoek tot vrijstelling van het betalen van griffierecht. Een dergelijke brief is niet ter griffie van de Hoge Raad noch bij het Landelijke Diensten Centrum voor de Rechtspraak te Utrecht ingekomen. Gelet hierop heeft belanghebbende niet voor het einde van de gestelde betalingstermijn aan de griffier kenbaar gemaakt dat hij voldoet aan het criterium voor betalingsonmacht zoals weergegeven in onderdeel 2.3.3 van het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 2015, nr. 14/05176, ECLI:NL:HR:2015:354, BNB 2015/197.

Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 10 maart 2016 voor het overige aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.

Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2016.