Home

Hoge Raad, 14-07-2017, ECLI:NL:HR:2017:1329, 16/04539

Hoge Raad, 14-07-2017, ECLI:NL:HR:2017:1329, 16/04539

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

14 juli 2017

Nr. 16/04539

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 augustus 2016, nr. 13/01292bis t/m 13/01296bis, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2000 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de voor de jaren 2001 tot en met 2004 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.

1 Het eerste geding in cassatie

Bij arresten van de Hoge Raad van 15 november 2013, nrs. 12/00599, 12/00601 en 12/00605 tot en met 12/00607, ECLI:NL:HR:2013:1129, 1130, 1285, 1288, en 1290, BNB 2014/28 en 29, zijn vernietigd de uitspraken van het Gerechtshof te ’s‑Hertogenbosch (nrs. 09/00290 tot en met 09/00294), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2 Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4 Proceskosten

5 Beslissing