Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6358, 13/01292 t/m 13/01296
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6358, 13/01292 t/m 13/01296
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 augustus 2016
- Datum publicatie
- 26 augustus 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:6358
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:1329
- Zaaknummer
- 13/01292 t/m 13/01296
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Autohandelaar. Verwijzingsprocedure HR 15 november 2013, nrs. 12/00599, 12/00601 en 12/00605 t/m 12/00607. Verschillende correcties. Diverse formeelrechtelijke klachten.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/01292bis tot en met 13/01296bis
Uitspraakdatum: 9 augustus 2016
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende),
en het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant/kantoor ’s-Hertogenbosch (thans van de Belastingdienst/kantoor Eindhoven, hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraken van de rechtbank Breda, nummers AWB 07/2942, AWB 07/2943, AWB 07/2948, AWB 07/2950 en AWB 08/2761, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2000 tot en met 2004 (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Gelijktijdig met het vaststellen van deze belastingaanslagen heeft de Inspecteur bij beschikking vergrijpboetes opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de belastingaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen voor een deel verminderd en voor een deel gehandhaafd.
Op de beroepen tegen deze uitspraken heeft de rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de belastingaanslagen en de boeten - behoudens de boete betreffende de zaak met nummer 08/2761 die is gehandhaafd - (verder) verminderd.
Op de tegen de uitspraken van de Rechtbank ingestelde (incidentele) hoger beroepen heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch op 23 december 2011 uitspraak gedaan.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch beroepschriften in cassatie ingediend. De Hoge Raad heeft bij arresten van 15 november 2013, nummers 12/00599, 12/00601 en 12/00605 tot en met 12/00607 (hierna per belastingaanslag: het verwijzingsarrest, of gezamenlijk: de verwijzingsarresten) de uitspraken van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch vernietigd, de gedingen verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het in het geding gewezen arrest, en een beslissing gegeven omtrent de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.
Het Hof heeft de onderhavige zaken gelijktijdig behandeld met de zaken die betrekking hebben op de aan belanghebbende over diezelfde periode opgelegde naheffingsaanslagen omzetbelasting (rolnummers van het Hof 13/01297 en 13/01298). Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, voor al deze zaken één conclusie na verwijzing ingezonden.
Het Hof heeft, gelet op de verwijzingsarresten, vooreerst beoordeeld of de zogenoemde klikbrief waarvan in de stukken sprake is en die alsnog door de Inspecteur aan het Hof is toegezonden, is aan te merken als een op de zaak betrekking hebbend stuk en of de Inspecteur terecht, met toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft verzocht toe te staan dat alleen het Hof kennis zal nemen van die brief. Belanghebbende heeft op dat verzoek gereageerd.
Het verzoek van de Inspecteur is behandeld ter zitting van het Hof op 30 september 2014 te Arnhem door de tweede meervoudige belastingkamer van het Hof. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [A] , tot bijstand vergezeld door mr. [B] . Belanghebbende is daarbij, met voorafgaande kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.
Het Hof heeft in die zogenoemde 8:29-procedure een tussenuitspraak gedaan op 9 december 2014 (ECLI:NL:GHARL:2014:9540) en daarin bepaald dat beperkte kennisneming van de klikbrief en de daarbij behorende enveloppe niet gerechtvaardigd is en het daartoe strekkende verzoek van de Inspecteur afgewezen, bepaald dat de verdere behandeling van de zaak eventueel plaatsvindt na overeenkomstige toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb en iedere verdere beslissing aangehouden.
De Inspecteur heeft vervolgens de klikbrief nogmaals en ongeschoond ingezonden aan het Hof als een op de zaak betrekking hebbend stuk en stuk van het geding. De klikbrief is door het Hof doorgezonden aan belanghebbende. Belanghebbende heeft daarop schriftelijk gereageerd. De Inspecteur heeft een nadere reactie ingediend.
De tweede mondelinge behandeling van de zaken heeft vervolgens plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 14 april 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde mr. [C] , bijgestaan door [D] RA, alsmede namens de Inspecteur mr. [A] , tot bijstand vergezeld door mr. [B] en [E] . De Inspecteur heeft daar, evenals in de door hem ingezonden stukken na verwijzing, het standpunt ingenomen dat uitgegaan moet worden van een beperkte verwijzingsopdracht van de Hoge Raad. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 1 mei 2015 aan partijen is verzonden.
Omdat het onderzoek niet volledig is geweest heeft het Hof met toepassing van artikel 8:68 van de Awb het onderzoek heropend en de Inspecteur verzocht nader te reageren op de door belanghebbende ingenomen standpunten en daarbij uit te gaan van een ruime verwijzingsopdracht van de Hoge Raad. Belanghebbende heeft op de nadere stukken van de Inspecteur gereageerd.
De derde mondelinge behandeling van de zaken heeft vervolgens plaatsgevonden ter zitting van het Hof op 12 april 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde mr. [C] , tot bijstand vergezeld door [D] RA, alsmede namens de Inspecteur mr. [A] , tot bijstand vergezeld door mr. [B] , [E] en [F] .
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de derde mondelinge behandeling nadere stukken overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarin opgenomen de verklaring van de getuige [G] die op verzoek van belanghebbende ter zitting van het Hof is gehoord. Een afschrift daarvan is aan deze uitspraak gehecht.
Naast alle hiervoor genoemde stukken behoren tot de stukken van het geding de stukken die partijen, al dan niet met bijlagen, overigens nog hebben overgelegd alsmede de door tussenkomst van de Hoge Raad ontvangen dossiers van de Rechtbank en van het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch die op deze zaken betrekking hebben.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende drijft sinds juni 1997 onder de handelsnaam [H] een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De onderneming was vanaf 1997 gevestigd op het woonadres van belanghebbende gelegen aan de [a-straat] 34 te [Z] . Met ingang van 1 april 2003 is de handelsnaam gewijzigd in [I] en is de onderneming verhuisd naar het adres [b-straat] 56 te [Z] . In 2004 is de onderneming ingebracht in de op 9 augustus 2004 opgerichte vennootschap [I] BV (hierna: de BV). Enig aandeelhoudster van [I] BV is [J] BV. Enig aandeelhouder van [J] BV is belanghebbende.
Tot 1 april 2003 bestonden de ondernemingsactiviteiten uit de in- en verkoop van tweedehands auto’s en incidenteel nieuwe auto’s. Per 1 april 2003 zijn de ondernemingsactiviteiten uitgebreid met het verrichten van APK-keuringen, spuitwerk, onderhoud en reparaties.
Belanghebbende realiseerde het merendeel van zijn omzet door verkoop van tweedehands auto’s die door hem in grote partijen werden gekocht van verzekerings- en leasemaatschappijen. Een groot gedeelte van deze auto’s, die voornamelijk waren bestemd voor export naar voormalige Oostbloklanden, werd door belanghebbende verkocht in samenwerking met de in België gevestigde [K] BVBA ( [K] ) waarbij de gerealiseerde winst tussen belanghebbende en de [K] gelijkelijk werd verdeeld. Omdat deze auto’s werden betaald in buitenlandse valuta en bij het afrekenen een koers werd gehanteerd die enige centen afweek van de officiële wisselkoers kon bij de transacties een valutawinst worden gerealiseerd die eveneens door beide partijen gelijkelijk werd gedeeld.
Bij belanghebbende is in april 2001 een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 1997 tot en met 2004. Na de start van het boekenonderzoek is in mei 2002 een anonieme klikbrief bij de Inspecteur binnengekomen.
Bij het boekenonderzoek is een digitaal bijgehouden bestand aangetroffen (spreadsheet; bijlage 55 bij het verweer in eerste aanleg) waarin bij een aantal verkopen een opmerking is geplaatst omtrent zwarte betalingen door de koper van een gedeelte van de koopsom met de toevoeging “gedeeld met [L] ”.
De bevindingen van de controlemedewerkers zijn neergelegd in een controlerapport dat is gedagtekend 1 mei 2006. Naar aanleiding van de bevindingen heeft de Inspecteur (navorderings)aanslagen IB/PVV en naheffingsaanslagen OB opgelegd.
Op 12 juni 2003 is een strafrechtelijk onderzoek jegens belanghebbende ingesteld (zie ook de feiten onder 2.35 hierna). Tijdens het onderzoek zijn door de politie valutatransacties geïnventariseerd, die in de periode van 1 januari 2000 tot en met 5 januari 2004 hebben plaatsgevonden. Belanghebbende is naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek vervolgd en onherroepelijk veroordeeld wegens gewoontewitwassen, medeplegen van witwassen, overtreding van de Wet inzake de wisselkantoren (oud) en medeplegen van valsheid in geschrift.
Naar aanleiding van de uitkomsten van het boekenonderzoek en het strafrechtelijk onderzoek heeft de Inspecteur bij het vaststellen van de onderhavige aanslagen een aantal correcties aangebracht op het door belanghebbende aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen.
Bij de bestreden uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur gesteld dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast als bedoeld in artikel 25, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR). Omdat belanghebbende, ten genoegen van de Inspecteur, met betrekking tot een aantal correcties had doen blijken dat deze ten onrechte waren aangebracht heeft de Inspecteur bij de uitspraken op bezwaar de (navorderings)aanslagen ten dele verminderd. Bij de uitspraken op bezwaar zijn de navolgende uit het controlerapport voortvloeiende correcties in de inkomstenbelasting over één of meerdere jaren van de gecontroleerde periode gehandhaafd:
Nummer |
Correctie |
1 |
Afschrijving en boekwinst [a-straat] 34 te [Z] |
2 |
Afschrijving en investeringsaftrek hekwerk factuur [M] Laswerken |
3 |
Afschrijving meubels en kosten kerstpakketten factuur [N] |
4 |
Camper met kenteken [00001] |
5 |
Afboeking lening aan [O] |
6 |
Overboeking lening van [P] |
7 |
Voorziening proceskosten |
11 |
Creditering factuur [Q] |
13 |
Winst niet geboekte kentekens |
14 |
Winst Porsche 911, kenteken [00002] |
15 |
Winst BMW 530TD |
16 |
Afwaardering Maserati 4200GT Spyder |
17 |
Winst Maserati 2 |
18 |
Winst Ferrari 360 Modena, kenteken [00003] |
19 |
Winst BMW X5, kenteken [00004] |
20 |
Winst Mercedes C220, kenteken [00005] |
21 |
Winst VW Golf, kenteken [00006] |
22 |
Winst Renault Laguna, kenteken [00007] |
23 |
Winst BMW 740i, kenteken [00008] |
25 |
Winst BMW 530D, kenteken [00009] |
26 |
Winst VW Passat, kenteken [00010] |
27 |
Winst Citroen Berlingo, kenteken [00011] |
28 |
Winst VW Polo, kenteken [00012] |
29 |
Winst Opel Corsa's, kenteken [00013] , [00014] en [00015] |
30 |
Provisie valutawisselingen |
31 |
Omzet Britse ponden £ 39.200 |
32 |
Afboeking bijzonder last £ 39.200 |
33 |
Omzet aangetroffen contanten € 42.700 |
34 |
Omzet saldo bankrekening Luxemburg |
35 |
Omzet aankoop villa Spanje |
36 |
Negatieve kassaldi |
37 |
Privé-element kantinekosten |
38 |
Factuur Schilder- en glaszetbedrijf [R] |
39 |
Sponsoring [S] BV |
40/41 |
Privégebruik auto's |
43 |
Privé-verbruik energie |
44 |
Privégebruik Yamaha, kenteken [00016] |
45 |
Huurwaardeforfait [a-straat] 34 te [Z] |
46 |
Dwangsom gemeente Sint Michielsgestel |
47 |
Privé-bestedingen brandstof auto’s |
48 |
Meewerkaftrek echtgenote |
49 |
Onderhoudskosten [c-straat] 67 te [Z] |
50 |
Afschrijving [d-straat] 20 te [Z] |
51 |
Afschrijving [e-straat] 53 te [T] |
52 |
Onderhoud [f-straat] 55a te [U] |
53 |
Onderhoud [g-straat] 59-61 te [V] |
55 |
Winst aankoop villa [h-straat] 27 (Spanje) |
56 |
Resultaat overige werkzaamheden verkoop [W] te [Y] |
57 |
Resultaat overige werkzaamheden verhuur [W] te [Y] |
Voor het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch heeft de Inspecteur voor het eerst een drietal nadere (omzet)correcties aangevoerd die na cassatie nog van belang zijn, welke correcties volgens hem ten onrechte niet zijn begrepen in het vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning (hierna: de nadere correcties). Met betrekking tot deze nadere correcties heeft de Hoge Raad – samengevat – beslist dat zij in incidenteel hoger beroep voor het eerst naar voren mochten worden gebracht en dat, in voorkomend geval, daarop de omkering en de verzwaring van de bewijslast van toepassing kan zijn.
Het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch heeft in zijn uitspraak van 23 december 2011 voor het jaar 2000 de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de navorderingsaanslag, waarbij het aanvankelijk op ƒ 1.211.608 vastgestelde belastbare inkomen werd verminderd tot ƒ 1.208.864, vernietigd en de navorderingsaanslag verder verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 861.012 (€ 390.710), berekend als volgt:
Belastbaar inkomen volgens primitieve aanslag € 167.744
Correcties:
1. [a-straat] € 1.579 -/-
3. Meubels/kerstpakketten € 2.624
4. Camper [00001] € 11.187
5. Afboeking lening [O] € 11.582
13. Winst niet geboekte kentekens € 37.023
30. Provisie valutawisselingen € 150.876
37. Privédeel kantinekosten/bedrijfsfeest € 2.269
39. Sponsoring kartracing € 1.351
40. Privégebruik auto € 10.563
43. Privégebruik energie € 1.056
45. Huurwaardeforfait [a-straat] [Z] € 1.070
48. Meewerkaftrek echtgenote € 5.622
49. Onderhoudskosten [c-straat] [Z] € 162
50. Afschrijving [d-straat] [Z] € 408
51. Afschrijving [e-straat] [T] € 2.882
52. Onderhoud [U] € 11.095
53. Onderhoud [V] € 5.736
Aftrek naheffing omzetbelasting € 30.961 -/-
Totale correctie € 222.966
Belastbaar inkomen € 390.710
Het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch heeft in zijn uitspraak van 23 december 2011 voor het jaar 2001 de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de aanslag bevestigd. Bij die uitspraak heeft de Inspecteur het aanvankelijk op € 951.021 vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning verminderd tot € 810.201 en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen nader vastgesteld op € 92.945. Het belastbare inkomen uit werk en woning is door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch berekend als volgt:
Belastbaar inkomen volgens aangifte € 226.373
Correcties:
1. [a-straat] € 1.579 -/-
13. Winst niet geboekte kentekens € 33.999
30. Provisie valutawisselingen € 378.534
35. Omzet aankoop villa Spanje € 22.024
36. Negatieve kassaldi € 73.288
41. Privégebruik auto € 19.648
48. Meewerkaftrek echtgenote € 4.518
57. R.o.w. verhuur [Y] € 26.307
79. Meer winst zwarte betaling woning € 38.133
80. Storting contanten € 37.031
81. Aanbetaling pand [AA] € 9.533
Aftrek naheffing omzetbelasting € 57.001 -/-
Totale correctie € 584.434
Belastbaar inkomen € 810.808
Het door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar op € 810.201 vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning is derhalve niet te hoog.
Het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch heeft in zijn uitspraak van 23 december 2011 voor het jaar 2002 de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de aanslag, waarbij het aanvankelijk op € 923.595 vastgestelde belastbare inkomen werd verminderd tot € 643.391 en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen nader werd vastgesteld op € 102.710, vernietigd en de aanslag verder verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 623.740 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 102.710. Het belastbare inkomen uit werk en woning van € 623.740 is berekend als volgt:
Belastbaar inkomen volgens aangifte € 215.256
Correcties:
1. [a-straat] € 1.579 -/-
13. Winst niet geboekte kentekens € 13.478
14. Winst Porsche € 500
15. Winst BMW € 2.750
30. Provisie valutawisselingen € 444.647
41. Privégebruik auto € 14.740
43. Privégebruik energie € 2.241
47. Privébesteding brandstof auto’s € 6.806
57. R.o.w. verhuur [Y] € 25.238 -/-
Aftrek omzetbelasting € 40.862 -/-
Totale correctie € 417.483
Totaal € 632.739
Door een afronding van € 1 en een kennelijke schrijffout (verdraaiing van cijfers) is het belastbare inkomen door het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch vastgesteld op € 623.740.
Het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch heeft in zijn uitspraak van 23 december 2011 voor het jaar 2003 de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de aanslag, waarbij het aanvankelijk op € 3.784.795 vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning werd verminderd tot € 2.854.173 en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen nader werd vastgesteld op € 107.061, vernietigd en de aanslag verder verminderd tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.702.515 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 107.061. Het belastbare inkomen uit werk en woning van € 1.702.515 is berekend als volgt:
Belastbaar inkomen volgens aangifte € 180.105
Correcties:
1. [a-straat] € 54.386
7. Voorziening proceskosten € 25.000
16. Afwaardering Maserati € 36.500
18. Winst Ferrari € 20.000
22. Winst Renault € 2.000
23. Winst BMW 740i € 1.000
25. Winst BMW 530D € 10.000
26. Winst VW Passat € 2.300
27. Winst Citroen € 250
28. Winst VW Polo € 200
29. Winst Opel Corsa € 700
30. Provisie valutawisselingen € 623.933
31. Omzet Britse ponden € 54.479
32. Afboeking bijzondere last € 54.500
34. Bankrekening Luxemburg € 150.000
36. Negatieve kassaldi € 102.695
41. Privégebruik auto € 14.740
43. Privégebruik energie € 605
44. Privégebruik Yamaha € 3.952
47. Privébesteding brandstof auto’s € 1.500
55. Winst aankoop villa [h-straat] € 150.000
56. R.o.w. verkoop [W] € 350.284
56. R.o.w. verhuur € 2.694 -/-
Aftrek omzetbelasting € 133.920 -/-
Totale correctie € 1.522.410
Belastbaar inkomen € 1.702.515
Het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch heeft in zijn uitspraak van 23 december 2011 voor het jaar 2004 de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De Rechtbank had het beroep gegrond verklaard voor zover het de aanslag betrof en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.604, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 14.750 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 110.472. Het belastbare inkomen uit werk en woning van € 70.604 is berekend als volgt:
Belastbaar inkomen uit werk en woning volgens aangifte € 40.871
Correctie loon uit dienstbetrekking € 38.118
Privégebruik auto € 7.436
Eigenwoningforfait € 288
Totaal correcties € 45.842
Belastbaar inkomen uit werk en woning na uitspraak op bezwaar € 86.713
Correctie fictief loon in verband met de detentie van belanghebbende
van 21 september 2004 tot 31 december 2004 € 16.109
Door de Rechtbank vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 70.604
Het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang is berekend als volgt:
Volgens aangifte € nihil
19. Winstuitdeling BMW X5 € 10.000
20. Winstuitdeling Mercedes 220 € 3.000
21. Winstuitdeling VW Golf € 1.750
Totaal correcties € 14.750
Het belastbare inkomen uit sparen en beleggen is berekend als volgt:
Gemiddelde grondslag volgens aangifte € 1.532.512
Correctie gemiddelde waarde Nederlandse
onroerende zaken € 530.560
Correctie gemiddelde waarde Spaanse
onroerende zaken € 148.750
Correctie schuld lening derden € 550.000
Totale correcties € 1.229.310
Vastgestelde gemiddelde rendementsgrondslag € 2.761.822
De Inspecteur heeft de belastingaanslagen, beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen verminderd conform de uitspraken van het gerechtshof ‘s‑Hertogenbosch. De desbetreffende verminderingen voor de IB/PVV zijn gedagtekend 15 maart 2014.
Bij brief van 29 juni 2007 heeft de Inspecteur aan de gemachtigde van belanghebbende een “toelichting uitspraak op bezwaar” verzonden met betrekking tot de bezwaren van belanghebbende tegen de onderhavige belastingaanslagen en beschikkingen. In die brief heeft de Inspecteur de diverse correcties en boetes per middel en per jaar besproken en daarbij aangegeven dat de gevolgen van deze correcties op de belastbare inkomens zijn opgenomen in de afzonderlijk toe te zenden uitspraken.
Voor zover na verwijzing nog van belang stelt het Hof met betrekking tot de afzonderlijke correcties de volgende feiten vast.
Winst niet geboekte kentekens - correctie 13, betreft de jaren 2000, 2001 en 2002
Tijdens het boekenonderzoek is de in de administratie van belanghebbende opgenomen handelsvoorraad vergeleken met de op zijn naam geregistreerde handelsvoorraad bij de Rijksdienst voor het wegverkeer te Veendam (RDW). Hieruit is door de controlemedewerkers de conclusie getrokken dat belanghebbende niet alle op zijn naam geregistreerde auto’s in de administratie heeft verantwoord. Voor een aantal van de niet in de administratie verantwoorde auto’s heeft belanghebbende geen verklaring kunnen geven dan wel heeft hij een verklaring gegeven die door de Inspecteur als niet afdoende is bestempeld of die niet strookte met informatie die de Inspecteur van derden had verkregen. In verband hiermee heeft de Inspecteur de winst gecorrigeerd. Na de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch resteert een correctie van ƒ 81.587 over 2000, € 33.999 over 2001, en € 13.478 over 2002.
Winst Porsche 911 Coupé, kenteken [00002] – correctie 14, betreft het jaar 2002
In de kasadministratie van belanghebbende is een door belanghebbende opgemaakte inkoopverklaring van 28 januari 2002 aangetroffen. Onder aan de inkoopverklaring is (mede) de naam van de heer [BB] te [CC] als ondertekenaar vermeld. De verklaring heeft betrekking op de inkoop van een Porsche 911 Coupé met kenteken [00002] voor een bedrag van € 6.352,92 van de heer [BB] . De auto is op 25 januari 2002 voor het inkoopbedrag van € 6.352,92 verkocht aan [DD] te [EE] . De inkoopverklaring van 28 januari 2002, die niet door [BB] is ondertekend, behoort tot de gedingstukken. Tot de gedingstukken behoort ook een verklaring van [BB] van 16 februari 2005, inhoudende dat hij nooit een Porsche 911 heeft gehad. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de Inspecteur de inkoopverklaring van 28 januari 2002 ter zijde geschoven en de winst ter zake van de verkoop op € 500 gesteld.
Winst BMW 530TD – correctie 15, betreft het jaar 2002
In de kasadministratie van belanghebbende is een inkoopfactuur van 30 augustus 2002 aangetroffen. Het betreft de inkoop van een BMW 530TD voor een bedrag van € 26.000 van Beleggingsmaatschappij [FF] BV te [GG] . De factuur is op 3 september 2002 contant voldaan. De auto is op 2 september 2002 voor € 23.750 verkocht aan [K] . Tot de gedingstukken behoort een verklaring van [HH] , aandeelhouder van [FF] BV, inhoudende dat [FF] BV of hijzelf nooit een BMW of een andere auto in bezit heeft gehad. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de Inspecteur de inkoopfactuur van 30 augustus 2002 ter zijde geschoven en de winst ter zake van de verkoop op € 2.750 gesteld.
Winst Maserati 4200GT Spyder – correctie 16, betreft het jaar 2003
Belanghebbende heeft deze auto op 26 augustus 2003 gekocht voor € 65.000 bij [II] Auto’s. Belanghebbende heeft de auto in de eindvoorraad per 31 december 2003 met € 26.500 afgewaardeerd. Volgens verkoopfactuur 750-2619 is de auto op 15 maart 2004 voor € 38.500 verkocht aan [JJ] SL, een Spaanse vennootschap van belanghebbende. De verklaring van de adviseur van belanghebbende voor het geleden verlies is dat het een foutieve inkoop was. Naar de mening van de Inspecteur is die verklaring niet geloofwaardig. Tot de gedingstukken behoort het verslag van een afgetapt telefoongesprek van 26 augustus 2003 van belanghebbende met [KK] , waarin belanghebbende zegt dat hij nu in de allernieuwste Maserati cabriolet rijdt met een nieuwprijs van € 131.000 kaal, die hij heeft ingeruild tegen vier andere auto’s. Op basis van deze telefoontap heeft de Inspecteur, uitgaande van een winstopslag van € 10.000, de omzet met € 36.500 gecorrigeerd.
Winst Maserati 2 – correctie 17, betreft het jaar 2003
Tot de gedingstukken behoort het verslag van een afgetapt telefoongesprek van 19 september 2003 van belanghebbende met [LL] , waarin belanghebbende zegt dat hij € 78.888 heeft geboden voor een Maserati en dat hij deze auto volgens hem heeft. Tot de gedingstukken behoren voorts verslagen van afgetapte telefoongesprekken van 29 en 30 september 2003 en 2 oktober 2003, waarin door verkopers die werkzaam zijn in de onderneming van belanghebbende wordt gesproken met derden over een Maserati. Naar aanleiding van deze telefoontaps heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende naast de Maserati 4200GT Spyder, genoemd in 2.24, in 2003 een tweede Maserati heeft ingekocht en verkocht. Hij heeft de omzet met € 20.000 gecorrigeerd. De Rechtbank heeft op dit punt het beroep gegrond verklaard hetgeen door de Inspecteur in hoger beroep niet is bestreden.
Winst Ferrari 360 Modena, kenteken [00003] – correctie 18, betreft het jaar 2003
Belanghebbende heeft deze auto op 21 januari 2003 ingekocht voor € 100.000 met toepassing van de margeregeling. Volgens verkoopfactuur 750-643 is de auto op 22 juli 2003 voor € 100.000 verkocht aan [MM] . In de administratie is een verkoop ten bedrage van € 100.000 verantwoord. Tot de gedingstukken behoort het verslag van een afgetapte telefoongesprek van 17 juli 2003 van belanghebbende met de koper van de auto, waarin belanghebbende met [MM] overeenkomt dat [MM] € 16.500 contant betaalt en een quad met aanhanger inruilt. Tot de gedingstukken behoort het verslag van een afgetapt telefoongesprek van 22 juli 2003 van belanghebbende, waarin belanghebbende € 3.500 voor de quad met aanhanger vraagt. Op basis van deze telefoontaps heeft de Inspecteur de omzet met € 20.000 gecorrigeerd.
Voordeel uit aanmerkelijk belang BMW X5 – correctie 19, betreft het jaar 2004
De BV heeft de auto op 25 mei 2004 ingekocht voor € 82.000 inclusief BPM en omzetbelasting. Volgens verkoopfactuur 750-3767 is de auto op 8 juli 2004 voor € 80.000 verkocht aan [NN] . In de administratie van de BV is een verkoop ten bedrage van € 80.000 verantwoord. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een in de computer van de BV aangetroffen transactieoverzicht waarop als verkoopprijs is vermeld € 90.000 met daarbij de opmerking “10.000 zwart gedeeld met [L] ”. Op basis van deze opmerking heeft de Inspecteur € 10.000 als winst aangemerkt en een winstuitdeling door de BV via Hasselt BV aan belanghebbende tot dat bedrag aangenomen.
Voordeel uit aanmerkelijk belang Mercedes C220 – correctie 20, betreft het jaar 2004
De BV heeft de auto op 22 juli 2004 ingekocht voor € 15.600 met toepassing van de margeregeling. De handtekening op de inkoopverklaring stemt niet overeen met de handtekening op het paspoort van de leverancier. De auto is op 29 juli 2004 voor € 17.250 verkocht met toepassing van de margeregeling. In de administratie is een verkoop ten bedrage van € 17.250 verantwoord. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een in de computer van belanghebbende aangetroffen transactieoverzicht waarop als verkoopprijs is vermeld € 20.250 met daarbij de opmerking “3.000 zwart gedeeld met [L] ”. Op basis van deze opmerking heeft de Inspecteur € 3.000 als winst aangemerkt en een winstuitdeling door de BV via [J] BV aan belanghebbende tot dat bedrag aangenomen.
Voordeel uit aanmerkelijk belang VW Golf – correctie 21, betreft het jaar 2004
De BV heeft de auto op 29 juli 2004 ingekocht voor € 1.250 met toepassing van de margeregeling. Volgens verkoopfactuur 750-3973 is de auto op dezelfde dag voor € 1.250 verkocht aan [OO] Auto’s. In de administratie is een verkoop ten bedrage van € 1.250 verantwoord. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een in de computer van belanghebbende aangetroffen transactieoverzicht waarop als verkoopprijs is vermeld € 3.000 met daarbij de opmerking “1.750 zwart gedeeld met [L] ”. Op basis van deze opmerking heeft de Inspecteur € 1.750 als winst aangemerkt en een winstuitdeling door de BV via [J] BV aan belanghebbende tot dat bedrag aangenomen.
Winst Renault Laguna, kenteken [00007] – correctie 22, betreft het jaar 2003
Belanghebbende heeft deze auto op 9 juli 2003 ingekocht voor € 4.800 inclusief BPM en omzetbelasting. Volgens verkoopfactuur 750-503 is de auto op dezelfde dag voor € 4.215 inclusief BPM en omzetbelasting verkocht aan [PP] . In de administratie is een verkoop ten bedrage van € 4.215 verantwoord. Tot de gedingstukken behoort het verslag van een afgetapt telefoongesprek van 12 juli 2003 van belanghebbende met de koper van de auto, waarin belanghebbende zegt dat [PP] € 6.215 moet betalen voor de auto. Op basis van deze telefoontap heeft de Inspecteur de omzet met € 2.000 gecorrigeerd.
Winst BMW 740i, kenteken [00008] – correctie 23, betreft het jaar 2003
Belanghebbende heeft deze auto op 14 juli 2003 ingekocht voor € 7.150 van [QQ] , zijn broer. Volgens verkoopfactuur 750-555 is de auto op dezelfde dag voor € 7.300 verkocht aan [RR] . In de administratie is een verkoop ten bedrage van € 7.300 verantwoord. Tot de gedingstukken behoort het verslag van een afgetapt telefoongesprek van 14 juli 2003 van belanghebbende met zijn verkoper [L] , waarin belanghebbende zegt dat [RR] € 7.300 per bank overmaakt en € 1.000 contant betaalt. Op basis van deze telefoontap heeft de Inspecteur de omzet met € 1.000 gecorrigeerd.
Omzet verhuur BMW 530D, kenteken [00009] – correctie 25, betreft het jaar 2003
Belanghebbende heeft deze auto op 22 juli 2003 ingekocht voor € 80.512,21 inclusief BPM en omzetbelasting. Volgens verkoopfactuur 700-144 is de auto op 23 juli 2003 voor drie maanden verhuurd aan [SS] voor € 6.500 inclusief omzetbelasting. In de administratie is ter zake van de verhuur € 6.500 verantwoord en de ontvangst van € 10.000 als borg. Tot de gedingstukken behoren verslagen van afgetapte telefoongesprekken van 22 en 23 juli 2003 van belanghebbende, waarin belanghebbende zegt dat hij de auto voor € 16.500 heeft verhuurd. Op basis van deze telefoontaps heeft de Inspecteur de omzet met € 10.000 gecorrigeerd.
Winst VW Passat, kenteken [00010] – correctie 26, betreft het jaar 2003
Volgens verkoopfactuur 750-364 heeft belanghebbende deze auto op 25 juni 2003 verkocht aan [TT] voor € 5.400 met inruil van een andere VW Passat. In de administratie is een verkoop ten bedrage van € 5.400 verantwoord. Tot de gedingstukken behoort een proces-verbaal van verhoor van de Politie Regio Brabant Noord, waarin [TT] verklaart dat hij € 7.700 contant heeft bijbetaald. Op basis van deze verklaring heeft de Inspecteur de omzet met € 2.300 gecorrigeerd.
Winst Citroen Berlingo, kenteken [00011] – correctie 27, betreft het jaar 2003
Volgens verkoopfactuur 9708894 heeft belanghebbende deze auto op 4 februari 2003 verkocht aan [UU] voor € 5.500 met inruil van een VW Passat voor € 8.750. In de administratie is ter zake van de verkoop en inkoop € 3.250 verantwoord. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van deze factuur. Op de factuur is een geel memoblaadje geplakt met daarop in het handschrift van [VV] , de administratiemedewerkster van de onderneming van belanghebbende, de aantekening “ [X] moet € 3.000 teruggeven”. Op basis van deze aantekening heeft de Inspecteur de omzet met € 250 gecorrigeerd.
Winst VW Polo, kenteken [00012] – correctie 28, betreft het jaar 2003
Volgens verkoopfactuur [00017] heeft belanghebbende deze auto op 4 februari 2003 verkocht aan [WW] voor € 5.200 inclusief BPM en omzetbelasting. In de administratie is een verkoop ten bedrage van € 5.200 verantwoord. Tot de gedingstukken behoort een afschrift van deze factuur. Op de factuur is een geel memoblaadje geplakt met daarop in het handschrift van [VV] , de administratiemedewerkster van de onderneming van belanghebbende, de aantekening “moet € 5.400 betalen”. Op basis van deze aantekening heeft de Inspecteur de omzet met € 200 gecorrigeerd.
Winst Opel Corsa's, kenteken [00013] , [00014] en [00015] – correctie 29, betreft het jaar 2003
Belanghebbende heeft de drie auto’s op 18 juni 2003 ingekocht van [YY] voor respectievelijk € 3.000, € 3.000 en € 2.500 inclusief BPM en omzetbelasting. De auto’s zijn doorgefactureerd aan [K] voor respectievelijk € 2.555, € 2.345 en € 2.905. Tot de gedingstukken behoort het verslag van een afgetapt telefoongesprek van 20 juni 2003 van belanghebbende met [AAA] van [K] , waarin gesproken wordt over de verkoop van de drie auto’s aan [BBB] voor € 3.200. In de administratie van [K] zijn twee inkoopfacturen gevonden van [YY] waarop staat aangetekend: “ [BBB] 3200” en twee verkoopfacturen van elk € 2.500. De Inspecteur stelt de opbrengst van de auto’s op € 1.400 en rekent de helft hiervan toe aan belanghebbende. De omzetcorrectie bedraagt € 700.
Provisie valutawisselingen – correctie 30, betreft de jaren 2000 tot en met 2003
Tot de gedingstukken behoort een afschrift van het proces-verbaal van 27 mei 2003, waarin de chef Operationele Zaken bij de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Politieregio Brabant-Noord de volgende ambtsedige verklaring heeft afgelegd:
“ [X] van het autobedrijf te [Z] houdt zich bezig met het witwassen van drugsgeld. Hiervoor gebruikt hij zijn bedrijf. Drugshandelaren komen oa met Engelse, Schotse en Ierse ponden en Canadese dollars. [X] geeft dan afhankelijk van de koers ongeveer 1,50 Euro voor een pond. [X] pakt ongeveer 10% winst op het in te wisselen bedrag. Het gaat hier vaak om honderdduizenden euro’s aan vreemde valuta. [X] laat het vreemde geld op zijn rekening storten en zegt dat hij een klant heeft gehad die een auto gekocht heeft.
Met [X] van het autobedrijf wordt bedoeld:
[X]
geboren [CCC] [in] 1962
wonende [CCC] , [a-straat] 34
Voorts verklaar ik, alvorens bovenstaande informatie ter beschikking te hebben gesteld, mij een oordeel ten hebben gevormd over de betrouwbaarheid van de informant en over de juistheid van de informatie. Dit oordeel luidt dat de mij bekende achtergrond van de informant, beiden in samenhang met de door die informant aangedragen gegevens, tot de conclusie leidt:
dat de verstrekte informatie als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Eerdergenoemde informatie is door mij, voor operationele afhandeling, op 14 november 2002 ter beschikking gesteld aan de Dienst Centrale Recherche, afdeling Financiële Recherche. ”
Naar aanleiding van deze informatie is op 12 juni 2003 door de regiopolitie Brabant-Noord op last van de Officier van Justitie een strafrechtelijk onderzoek jegens belanghebbende ingesteld. Tijdens het onderzoek zijn door de politie de wisselingen van vreemde valuta, welke in de periode van 1 januari 2000 tot en met 5 januari 2004 hebben plaatsgevonden op naam van het autobedrijf van belanghebbende, geïnventariseerd aan de hand van onder meer bankafschriften en stortingsbewijzen. In de geïnventariseerde periode bedroeg het totaalbedrag aan niet-verklaarbare stortingen van vreemde valuta in Nederland € 14.831.917,61, waaronder ruim 10 miljoen euro in Engelse ponden. De Engelse ponden werden hoofdzakelijk gestort in kleine coupures (biljetten van 10 of 20 pond). De vreemde valuta werden tot en met 19 februari 2002 contant omgewisseld, na die datum gebeurde dat via sealbagstortingen.
Tot de gedingstukken behoort een proces-verbaal van getuigenverhoor van 6 oktober 2004, waarin [G] ( [G] ), de voormalige zaakvoerder van [K] , onder meer heeft verklaard dat [K] van kopers Duitse marken en Amerikaanse dollars ontving. De ontvangen vreemde valuta werden door [K] op de eigen bankrekening gestort en weer opgenomen in guldens en euro’s. Belanghebbende werd volgens de normale procedure betaald in guldens en later euro’s. Tot medio 2003 werden de bedragen contant bij belanghebbende bezorgd of haalde hij het zelf op bij [K] .
Tot de stukken behoort een op ambtseed opgemaakte verklaring van 21 april 2015 van [DDD] , opsporingsambtenaar, waarin met betrekking tot de geldwisselingen in België – onder meer – het volgende is opgenomen:
“(…)
Uit het ingestelde geldstromenonderzoek van [K] is gebleken dat in opdracht van verdachte [X] ook in België diverse valutastortingen en geldwisselingen hebben plaatsgevonden in de periode tussen 18 oktober 2000 en 26 juni 2002.
Een gedeelte van deze transacties heeft plaatsgevonden via de [a-bank] -bankrekening nr. [00018] ten name van [K]
Een ander gedeelte van deze transacties heeft plaatsgevonden via de [a-bank] -bankrekening nr. [00019] ten name van [EEE] , een Tsjechische klant van [K] . Op deze bankrekening waren (…) [G] en haar zoon (…) gemachtigd. Deze transacties zijn niet geboekt in de kasadministratie van [I] .
Het totaal van de via België gewisselde valuta bedraagt EUR 1.197.178,46.
(…)
In eerste instantie zijn er een drietal wisselingen geweest via de [a-bank] -bankrekening van [K] waarbij de wisseltransacties geheel of gedeeltelijk buiten de kasadministratie van [K] zijn gebleven.
(…)
In tweede instantie zijn er een zestal wisselingen geweest via de [a-bank] -bankrekening van [K] waarbij men heeft doen voorkomen of dat men namens een aantal klanten van [K] vreemde valuta heeft gewisseld.
(…)
In derde instantie is er op 8 maart 2002 (1e mutatie 12 maart 2002) een bankrekening geopend op naam van de Tsjech (…). Op deze rekening hebben een vijftal wisselingen plaatsgevonden in de periode 20 maart 2002 t/m 25 juni 2002.
Uit het onderzoek is tevens gebleken dat de in mei en juni 2002 gewisselde vreemde valuta bij de bank werden aangeleverd in sporttassen.
(…)
De verdachte [G] heeft uitgebreid verklaard over bovenstaande wisselingen. (…) Dat [belanghebbende] het geld meebracht in een plastieken zak. Dat zij hem nooit gevraagd heeft vanwaar dat geld kwam en dat hij dat ook nooit aan haar verteld heeft. Dat zij voor die wisseltransacties nooit een vergoeding heeft gekregen. (…) Dat op een bepaald moment de bank haar gezegd heeft dat zij beter kon stoppen met dat soort transacties en dat hebben ze dan ook gedaan. Dat zij in de boekhouding getracht heeft om de Ponden, die [X] haar bezorgde om te wisselen, zo goed mogelijk te laten overeenkomen met de bedragen, die [EEE] haar moest betalen inzake zijn aankopen.”
[G] is in België strafrechtelijk vervolgd en onherroepelijk veroordeeld wegens, kort gezegd, valsheid in geschrifte en witwassen. In het vonnis van 28 juni 2007, nummer 3758, van de Rechtbank in eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen is – onder meer – het volgende opgenomen:
“(…)
[G] was tijdens de incriminatieperiode de enige zaakvoerder van de [K] . Deze vennootschap had als hoofdactiviteit de export van tweedehandsvoertuigen naar Oost-Europese landen. De meeste voertuigen zouden zijn aangekocht van of via de diverse vennootschappen van ene [X] .
Na de verkoop van de voertuigen zou zijn afgerekend met [X] , zulks doorgaans per week en in contante gelden.
Uit het gerechtelijk onderzoek is echter gebleken dat de rekeningen van de [K] werden gebruikt om gelden, afkomstig van de reeds vermelde [X] , wit te wassen. De resultaten van de rogatoire opdrachten tonen aan dat elke legale oorsprong van deze gelden kan worden uitgesloten.
Te dien einde werden talloze valse documenten opgesteld, en werden fictieve verrichtingen in de boekhouding opgenomen.
[G] geeft deze feiten zonder meer toe, zodat de tenlasteleggingen van valsheid in geschriften, gebruik van valse stukken en witwas bewezen zijn ten laste van deze beklaagde.”
Tijdens het hiervoor onder 2.4 genoemde boekenonderzoek is geconstateerd dat de valutawisselingen niet zijn opgenomen in de kasadministratie van belanghebbendes onderneming. In de administratie zijn ook geen autoverkopen in vreemde valuta aangetroffen.
Naar aanleiding van deze constateringen heeft de Inspecteur de door belanghebbende aangegeven winst uit onderneming verhoogd met een provisie van 10 percent van de valutawisselingen. De winstcorrecties over de jaren 2000 tot en met 2003 zijn bij de desbetreffende uitspraken op bezwaar vastgesteld op respectievelijk ƒ 385.842, € 405.623, € 414.107 en € 723.553. Daarbij is rekening gehouden met het vervallen van omzetbelastingcorrecties. De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep aangevoerd dat bij het vaststellen van de winstcorrecties, vóór de bezwaarfase, al rekening was gehouden met correcties exclusief omzetbelasting zodat in de hiervoor vermelde, in de bezwaarfase vastgestelde correctiebedragen abusievelijk twee maal het vervallen van omzetbelasting is verdisconteerd.
De Inspecteur heeft begin 2010 aan het Team Financiële Recherche van de Divisie Informatie & Opsporing van de Regiopolitie Brabant-Noord verzocht om van het volgens de aanvullende ontnemingsrapportage (nr. 27-087839) over 2000 tot en met 2003 in totaal vastgestelde bedrag aan illegale geldwisselingen van € 15.979.916 aan te geven in welke jaren de transacties hebben plaatsgevonden. De betreffende opsporingsambtenaar heeft aan de hand van onderzoeksgegevens van het in totaal vastgestelde bedrag van € 15.979.916 aan “onverklaarbare wisselingen/stortingen” vastgesteld dat de betreffende transacties in 2000, 2001, 2002 en 2003 hebben plaatsgevonden voor bedragen van respectievelijk € 1.508.767,43, € 3.785.346,64, € 4.446.473,33 en € 6.239.328,60. Op basis van een provisie van 10 percent van de valutawisselingen heeft de opsporingsambtenaar de provisie in die jaren vastgesteld op respectievelijk € 150.876,74, € 378.534,66, € 444.647,33 en € 623.932,86.
Bij vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 8 mei 2007 is belanghebbende onder meer veroordeeld wegens gewoontewitwassen en het medeplegen van witwassen, strafbaar gesteld in de artikelen 420bis en 420ter van het Wetboek van strafrecht, en het medeplegen van valsheid in geschrifte, strafbaar gesteld in artikel 225 van het Wetboek van strafrecht. Een afschrift van het vonnis behoort tot de gedingstukken. In hoger beroep heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij uitspraak van 4 juni 2008 het vonnis van de rechtbank bevestigd en belanghebbende veroordeeld tot een hogere straf. In cassatie heeft de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in stand gelaten, met dien verstande dat de straf in verband met een overschrijding van de redelijke termijn is verminderd.
Op 6 december 2004 heeft de rechter-commissaris machtiging verleend tot het instellen bij belanghebbende van een strafrechtelijk financieel onderzoek (hierna: het sfo). De resultaten van het sfo zijn neergelegd in het Rapport Kasopstelling van 27 februari 2008, de ontnemingsrapportage van 28 februari 2008 en een aanvullend Rapport Kasopstelling van 12 november 2008. Het ter zake verrichte onderzoek ter terechtzitting is aangevangen op 27 maart 2009 met een ontnemingsvordering van de officier van justitie tot een bedrag van € 2.479.015, later gewijzigd in een vordering van € 2.611.312. Bij vonnis van 30 juli 2013 van de rechtbank Oost-Brabant, sector strafrecht (ECLI:NL:RBOBR:2013:4278), in de zogenoemde ontnemingsprocedure is aan belanghebbende de maatregel opgelegd als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht waarbij de verplichting aan belanghebbende is opgelegd tot betaling aan de Staat van een geldbedrag groot € 1.605.628,51 ter ontneming van het geschatte wederrechtelijke verkregen voordeel dat hij, door middel van of uit de baten van de feiten ter zake waarvan hij is veroordeeld, heeft verkregen. In dit vonnis is – onder meer – het volgende opgenomen (met weglating van voetnoten en waarbij voor veroordeelde moet worden gelezen: belanghebbende):
“(…) Ter zitting van 2 juli 2009 heeft de rechtbank verzoeken tot het horen van 19 getuigen toegewezen. Deze zijn in februari-april 2010 door de rechter-commissaris gehoord. Nadat onderhandelingen tussen veroordeelde, het openbaar ministerie en de belastingdienst over het te ontnemen bedrag waren mislukt, zijn ter zitting van 27 september 2011 termijnen gesteld voor het volgen van een schriftelijke procedure. Deze procedure is afgerond met het indienen van de conclusie van dupliek in februari 2012. Nadat wederom een poging tot een schikking was mislukt, is het onderzoek ter zitting hervat op 26 maart 2013 en gesloten ter zitting van 19 juni 2013.
(…)
De ontnemingsvordering is gebaseerd op de methode van de (eenvoudige) kasopstelling. De kasopstelling ziet op het verschil tussen contante inkomsten en contante uitgaven in de onderzoeksperiode. (…) Het gaat daarbij uitsluitend om legale inkomsten. Als uitgaven gelden alle contante uitgaven in de onderzoeksperiode, waaronder geldstortingen op een bankrekening. Het eindsaldo is het bedrag in contanten waarover veroordeelde beschikt aan het eind van de onderzoeksperiode. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is dan tenminste het negatieve saldo van inkomsten en uitgaven in de onderzoeksperiode.
(…)
Ter zitting van 27 september 2011 heeft veroordeelde een schrijven overgelegd, waarin hij onder meer melding maakt van geldbedragen die bij hem in bewaring zouden zijn gegeven door mevrouw [FFF] , indertijd partner van [GGG] .
In voormeld schrijven heeft veroordeelde het volgende hierover verklaard:
‘Het was 2000 of 2001, in ieder geval ruim voor de euro. Toen kwam [FFF] . (…) Of ik hun geld wilde bewaren, want [GGG] zat vast in Duitsland. En zij draaide toen alleen de zaak, coffeeshop [HHH] . Op dat moment had ze al tassen met geld bij zich. Waarop ik te snel ja heb gezegd, zeker achteraf gezien! Het was nagenoeg allemaal buitenlandse valuta. (…) [GGG] had een gevangenisstraf in Duitsland gekregen van 8 jaar. Op het hoogtepunt had ik 4,3 miljoen gulden in bewaring en heb ook zorg gedragen dat het euro’s werden.’
In hun verhoor bij de rechter-commissaris hebben twee getuigen verklaard dat [FFF] geld bij veroordeelde in bewaring had gegeven.
[III] , de partner van veroordeelde verklaarde: ‘Ik heb wel eens ooit gezien dat [FFF] geld gaf aan [belanghebbende], [FFF] heeft ook wel eens aan mij geld gegeven. Dat geld kregen we dan om te bewaren. De man van [FFF] zat toen vast en zij stond er alleen voor. Het was veel geld. Ik heb het nooit geteld, maar het kwam in een grote sporttas binnen. Het was dan een sporttas vol met stapeltjes bankbiljetten. Het waren altijd flinke tassen. Ik weet niet of dat een lening betrof of dat het geld gewoon aan ons in bewaring werd gegeven. Ik weet alleen dat zij het bij ons neerlegde.’
[JJJ] verklaarde dat hij van veroordeelde had begrepen dat ‘geld door een [FFF] in bewaring was gegeven aan [X] ’.
(…)
[FFF] is in 2008 gehoord bij de politie. Zij verklaarde toen dat zij op dat moment geen vorderingen of schulden had aan veroordeelde en nooit contant geld had ontvangen van veroordeelde. Bij de rechter-commissaris is zij op verzoek van de verdediging alleen gehoord over een lening van veroordeelde aan haar. In dat verhoor heeft zij zich beroepen op haar verschoningsrecht.
[GGG] is eveneens bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Ook dat verhoor betrof een lening van veroordeelde aan [FFF] . [GGG] heeft verklaard dat hij in de onderzoeksperiode gedetineerd was in Duitsland.
In de conclusie van antwoord heeft de verdediging het volgende aangevoerd over de inbewaringneming.
‘Door [FFF] en [GGG] is de coffeeshop [HHH] te [AA] geëxploiteerd. (…) In die tijd was de omzet in de coffeeshop omstreeks fl. 9000,-- à 10.000,-- per dag, terwijl coffeeshops in die tijd geen bankrekening konden voeren. (…) Nadat [GGG] gedetineerd was heeft [FFF] regelmatig grote geldbedragen aan veroordeelde in bewaring gegeven. (…) Veroordeelde is ermee bekend dat er een strafzaak en een ontnemingsvordering tegen [GGG] en [FFF] heeft gelopen. (…) Veroordeelde weet dat tweemaal een drugstransport van [FFF] is onderschept. Veroordeelde weet dat [GGG] daarvoor is veroordeeld en dat hij voor grootschalige softdrugshandel in Duitsland tot 8 jaar hechtenis is veroordeeld en een aantal jaren in Duitsland in de gevangenis heeft gezeten. Veroordeelde weet dat in de coffeeshop van [GGG] en [FFF] een keer meer dan 180 kilo drugs is onderschept. Veroordeelde is ermee bekend dat die partij drugs, omstreeks 2003/2004, is aangetroffen door opsporingsambtenaren (…) in een citybox die op naam stond van [FFF] .’
Ter zitting van 26 maart 2013 heeft veroordeelde nog een nadere toelichting gegeven op de gang van zaken.
‘ [FFF] heeft in het verleden meermalen geld bij mij gebracht met het verzoek dit geld voor haar te bewaren. De eerste keer kwam zij bij mij met een sporttas vol geld. Ik heb toen toegezegd dit geldbedrag voor haar te bewaren. Boven in mijn kantoor had ik een afschroefbare wand. Ik heb die wand losgeschroefd en de tas achter die wand verborgen. Achteraf heb ik te snel “ja” gezegd tegen [FFF] . De tweede keer had ze weer een tas met geld bij zich. Ik zag dat het vooral Italiaanse lires waren. (…) Ik denk dat [FFF] in totaal 6 of 7 keer een tas met behoorlijk veel geld bij mij heeft gebracht. Volgens mij ging het om 4,3 miljoen gulden. [FFF] had telkens een briefje bij zich waarop stond hoeveel geld er in de tas zat. (…) Ik vond het niet raar dat [FFF] mij geld in bewaring gaf. Het was mij bekend dat coffeeshops geen bankrekening kunnen openen. Volgens mij kan de eigenaar van een coffeeshop ook geen bankrekening openen als privé persoon. (…) Volgens mij kwam [FFF] voor het eerst met een tas met geld bij mij omstreeks september 2000.’
Ter terechtzitting van 19 juni 2013 is [KKK] gehoord als getuige. Hij verklaarde dat hij aanwezig was bij een overleg tussen veroordeelde, [FFF] en [GGG] . Het overleg ging over geld dat [FFF] bij veroordeelde in bewaring had gegeven. In dat gesprek hebben [FFF] en [GGG] veroordeelde onder druk gezet om dat geld terug te geven. Volgens [KKK] ging het om € 950.000,00.
Tijdens deze terechtzitting is ook [FFF] op verzoek van de verdediging als getuige gehoord over het in bewaring geven van geld bij veroordeelde. Zij heeft met een beroep op haar verschoningsrecht op vragen hierover geen antwoord willen geven.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Gelet op bovengenoemde verklaringen van veroordeelde en de getuigen (…) sluit de rechtbank niet uit dat [FFF] inderdaad grote sommen geld bij veroordeelde in bewaring heeft gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat het geld van legale herkomst was. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat veroordeelde pas ter zitting van 27 september 2011 voor het eerst heeft verklaard dat [FFF] geld bij hem heeft afgegeven. Bij eerdere zittingen heeft hij hierover niets verklaard. (…) Als het ging om geld van legale herkomst, dan is het de rechtbank niet duidelijk geworden, waarom veroordeelde niet van meet af aan heeft aangevoerd dat dit geld moest worden meegeteld als inkomsten in de kasopstelling, zeker als het om zulke grote bedragen ging als door veroordeelde is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank had het op de weg van veroordeelde gelegen alsdan reeds aanstonds hiervan melding te maken.
Voorts neemt de rechtbank de door veroordeelde zelf geschetste gang van zaken in aanmerking. Het gaat volgens veroordeelde om grote sommen geld die door [FFF] persoonlijk in sporttassen bij de woning van veroordeelde zijn afgegeven. Veroordeelde heeft dit geld opgeborgen achter een losse wand in zijn kantoor. Zelf heeft [FFF] geen vragen willen beantwoorden over de door veroordeelde geschetste gang van zaken. Volgens veroordeelde was het geld afkomstig van de coffeeshop [HHH] . [FFF] is naar eigen zeggen veroordeeld voor het in bezit hebben van een te grote voorraad soft drugs. Bij haar is in 2003 een handelsvoorraad van 180 kilo soft drugs aangetroffen. De eigenaar van [HHH] , haar toenmalige partner, zat tijdens de onderzoeksperiode een langdurige vrijheidsstraf uit voor de handel en export van soft drugs.
Dergelijke feiten en omstandigheden passen eerder in een typologie van witwassen dan in een handelwijze die gebruikelijk is bij het veilig stellen van geld van legale herkomst.”
Belanghebbende heeft tegen dit vonnis hoger beroep aangetekend als gevolg waarvan het nog niet onherroepelijk is.
Omzetcorrectie Britse ponden – correcties 31 en 32, betreft het jaar 2003
Op 9 december 2003 is bij een doorzoeking op het bedrijfsadres van belanghebbende aan de [b-straat] 56 te [Z] door de Politie Regio Brabant Noord in de kluis een bedrag van £ 39.200 (€ 54.479) aangetroffen. Het geld is door de politie in beslag genomen. Omdat de ontvangst hiervan niet uit het kasboek blijkt, heeft de Inspecteur het bedrag als omzet aangemerkt. Belanghebbende heeft op 9 december 2003 een bedrag van € 54.500 uit de kas geboekt met de omschrijving “politie” en daarmee dit bedrag als een bijzondere last op het bedrijfsresultaat in mindering gebracht. Omdat op dat moment niet bekend was wat er met het bedrag zou gebeuren, heeft de Inspecteur de afboeking als bijzondere last niet geaccepteerd.
Omzetcorrectie storting Bankrekening Luxemburg – correctie 34, betreft het jaar 2003
In zijn aangifte voor 2003 heeft belanghebbende als bezittingen aangegeven “Bankrekening Luxemburg” met daarbij een bedrag van € 550.000. Onder de schulden heeft hij “Leningen derden” aangegeven met daarbij een bedrag van € 550.000. De Inspecteur heeft de stelling van belanghebbende, dat het geld in bewaring was gegeven door [LLL] , niet geaccepteerd en de aangegeven schulden in box 3 ultimo 2003 verlaagd met € 550.000. Tevens is de Inspecteur ervan uitgegaan dat het geld afkomstig is uit de normale bedrijfsvoering. Hij heeft de omzet gecorrigeerd met € 550.000. Na de uitspraak van het gerechtshof ‘s‑Hertogenbosch resteert een correctie van € 150.000.
Omzetcorrectie Aankoop villa Spanje – correctie 35, betreft het jaar 2001
Belanghebbende heeft bij notariële akte van 2 augustus 2001 een villa gekocht in Spanje voor de koopsom van € 144.242,91. De villa is gelegen op het adres [i-straat] (Spanje). In de administratie heeft belanghebbende een bedrag van € 122.218,55 geboekt ter zake van deze aankoop. De Inspecteur heeft hieruit geconcludeerd dat belanghebbende € 22.024,36 meer voor de villa heeft betaald. Omdat de herkomst van dat bedrag niet uit de administratie van belanghebbende is gebleken, heeft hij het bedrag als niet verantwoorde omzet gecorrigeerd en als winst aangemerkt.
Negatieve kassaldi – correctie 36, betreft de jaren 2001 en 2003
Tijdens het boekenonderzoek is de kasadministratie van belanghebbende over de jaren 2001 tot en met 2003 beoordeeld. Hierbij is geconstateerd dat diverse boekingen niet op de juiste datum in de kasadministratie zijn verwerkt. Het betreft hoofdzakelijk betalingen voor in- of verkopen van auto’s, waarvan de betaling op een eerder of later tijdstip is afgerekend dan de datum waarop de auto is ingenomen of geleverd. De betreffende boekingsdata zijn door de controlemedewerkers aan de hand van de facturen en de registratie van de kentekens bij de RDW en in de handelsvoorraad gecorrigeerd, waardoor in de jaren 2001 en 2003 een groot aantal negatieve kassen is ontstaan. Tevens zijn door de controlemedewerkers de weeksaldi gecontroleerd. Hierbij zijn over 2001 vijf negatieve weeksaldi en over 2003 elf negatieve weeksaldi aangetroffen. Een overzicht van de negatieve kassaldi behoort tot de gedingstukken. Naar aanleiding van de geconstateerde negatieve kassaldi heeft de Inspecteur de winst gecorrigeerd en de correctie vastgesteld op de hoogste negatieve kas, verhoogd met een gemiddeld kassaldo van € 30.000. De winstcorrectie over 2001 is vastgesteld op € 73.288 en over 2003 op € 102.695. De grootste negatieve kas in 2001 is € 57.217 en in 2003 € 92.207.
In het strafrechtelijk onderzoek dat is ingesteld tegen belanghebbende heeft [MMM] onder meer het volgende verklaard:
“(…)
U heeft mij zojuist medegedeeld dat u mij nader wilt horen over de valutawisselingen en –stortingen over de periode van januari 2000 tot 9 december 2003 ter grootte van zo’n 15 miljoen euro.
Ik ben geheel verantwoordelijk voor het kasboek. (…) Ik maak bijvoorbeeld tussentellingen in het kasboek, met potlood, omdat ik zeker moet weten of er voldoende in kas is om het geld te storten. Als er bijvoorbeeld 100.000 euro afgestort wordt bij de bank dan moet er van te voren ook minimaal euro in kas zitten, anders kan het niet.
Er kan namelijk geen negatieve kas zijn.
Ik had niet altijd het volledige kasgeld in mijn bezit. [Belanghebbende] bewaarde thuis ook kasgeld van het bedrijf. Hij bracht dit pas mee naar het bedrijf als het afgestort moest worden bij de bank. Ik had dus geen controle op wat er werkelijk in kas zit.
U confronteert mij met een storting van 29 juli 2003 van 21.700 ponden met een tegenwaarde 30.359,47 euro. (…) U vraagt mij waar de ontvangst van deze ponden is geboekt. Volgens mij moet die in de ontvangst van [K] zitten van 100.000 euro. Ik zie nu dat deze ponden daar niet in kunnen zitten omdat deze al afgestort waren voordat deze 100.000 euro waren ontvangen van [K] . Ik heb dus ten onrechte deze 100.000 eerder ingeboekt dan de storting van de 21.700 Engelse ponden. Ik doe dit echter niet uit vrije wil. Ik doe dit alleen omdat [belanghebbende] mij [daar] dan opdracht voor gegeven heeft. (…) Ik kreeg namelijk van [belanghebbende] altijd precies op wat ik aan tegenwaarde aan euro’s moest uitboeken. (…)
U confronteert mij met enkele voorbeelden van valutawisselingen uit 2001. Ik zie hierbij onder meer valutawisselingen van grote hoeveelheden Italiaanse lires en Deense kronen (…). Ik zie hierbij dat er inderdaad voor grotere bedragen contant gewisseld is, dan dat er uit de kas geboekt is. Ik zie ook dat niet het gehele bedrag van deze gewisselde bedragen op de bankrekening gestort wordt. Ik weet niet wat er met de verschillen is gebeurd (…). Ik zie dat deze bedragen niet geboekt zijn in het kasboek van het bedrijf. In 2001 heb ik ook het kasboek bijgehouden. De deviezennota’s van deze data die u mij toont, heb ik nog nooit eerder gezien. Deze zitten dan ook niet in de kasadministratie.”
Privégebruik auto’s – correcties 40 en 41, betreft de jaren 2000 tot en met 2004
Belanghebbende en zijn echtgenote stonden uit de handelsvoorraad auto’s ter beschikking voor privé-ritten. Niet is bijgehouden van welke auto’s en in welke mate voor privédoeleinden gebruik is gemaakt. Bij het boekenonderzoek is gebleken dat belanghebbende en zijn echtgenote in de controlejaren 1997 tot en met 2003 de beschikking hadden over, onder meer, een BMW met een cataloguswaarde van ƒ 95.748, een Porsche met een cataloguswaarde van ƒ 152.722, een BMW met een cataloguswaarde van ƒ 148.625, een BMW met een cataloguswaarde van € 74.505, een Porsche met een cataloguswaarde van € 121.748, een Jeep met een cataloguswaarde van € 52.421, een BMW met een cataloguswaarde van € 67.617, een Mercedes Benz met een cataloguswaarde van € 79.173, een Ferrari met een cataloguswaarde van € 234.258 en een Jeep met een cataloguswaarde van € 60.844. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de Inspecteur het privégebruik auto, voor de jaren 2000 tot en met 2003, van belanghebbende en zijn echtgenote tezamen vastgesteld op basis van cataloguswaarden van ƒ 280.075 voor het jaar 2000 en € 140.000 voor de jaren 2001 tot en met 2003. Voor het jaar 2004 is de Inspecteur uitgegaan, voor belanghebbende alleen, van een cataloguswaarde van € 70.000.
Privégebruik Yamaha, kenteken [00020] – correctie 44, betreft het jaar 2003
Belanghebbende heeft op 22 januari 2001 een Yamaha off-the-road-motorfiets gekocht voor ƒ 19.000 inclusief ƒ 2.660,80 omzetbelasting en ƒ 2.070 BPM. De motorfiets is in de handelsvoorraad geboekt. Op 3 november 2003 is de motorfiets verkocht voor € 6.000 inclusief € 880,30 omzetbelasting en € 486,54 BPM. In 2001 en 2002 is voor de motorfiets motorrijtuigenbelasting betaald. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende nimmer de intentie heeft gehad de motorfiets in het kader van de onderneming aan te schaffen en voor de verkoop te bestemmen. De Inspecteur heeft het verlies van € 3.952 gecorrigeerd.
Villa [h-straat] 27 (Spanje) – correctie 55, betreft het jaar 2003
Tot de gedingstukken behoort een onderhandse koopovereenkomst van 2 december 2002 tussen belanghebbende en [NNN] , waarbij belanghebbende de villa [h-straat] 27, plaatselijk bekend als “Casa [OOO] ’, koopt voor een prijs van € 1.000.000.
Op 4 juni 2003 heeft belanghebbende [JJ] SL ( [JJ] ) opgericht. Op 20 juni 2003 is in opdracht van belanghebbende een taxatierapport ten behoeve van een hypotheekgarantie opgemaakt, waarin de waarde van de villa op € 986.850 is getaxeerd. Bij notariële akte van 1 juli 2003 is de villa geleverd aan [JJ] voor een bedrag van € 550.000. Eveneens op 1 juli 2003 is een hypotheek verleend ten gunste van [JJ] voor een bedrag van € 550.000. De Inspecteur stelt dat de koopsom van de villa € 1.100.000 is geweest. Omdat de herkomst van de helft van het bedrag, € 550.000, volgens hem niet kan worden verklaard, stelt hij dat het geld afkomstig is uit de normale bedrijfsvoering. Hij heeft de winst met € 550.000 gecorrigeerd en een vergrijpboete van 100% opgelegd. Na de uitspraak van het gerechtshof ‘s‑Hertogenbosch resteert nog een correctie € 150.000.
Resultaat overige werkzaamheden verhuur [W] te [Y] – correctie 56, betreft de jaren 2001 tot en met 2003
Tot het vermogen van belanghebbende behoorde in de onderhavige jaren het complex [W] te [Y] ( [W] ).
Tot de gedingstukken behoort een brief van 20 september 2000 van [PPP] Architecten aan de gemeente Asten, waarin de gemeente Asten wordt verzocht haar medewerking te verlenen aan de herbestemming van de locatie aan de [W] te [Y] . In de brief wordt vermeld dat de eigenaren van de locatie, belanghebbende en de heer [QQQ] , voornemens zijn om de huidige bedrijven, sportschool en opslagruimten op de locatie te slopen en een geheel nieuw plan te ontwikkelen in samenwerking met de gemeente Asten. Tevens behoort tot de gedingstukken een taxatierapport van 24 augustus 2000 van taxateur [RRR] van de [W] te [Y] in opdracht van belanghebbende.
Onder punt 9 in het taxatierapport “Bijzondere omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de toekomstige waardeontwikkeling” staat vermeld dat belanghebbende overleg heeft met de gemeente Asten over de herontwikkeling van [W] , de gemeente welwillend is hieraan mee te werken en het alsdan denkbaar is dat de waarde zich in belangrijke mate positief ontwikkelt. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende vanaf de aankoop de intentie had om [W] te herontwikkelen, zodat zowel de inkomsten uit verhuur als de winst uit de verkoop als resultaat uit een werkzaamheid moeten worden aangemerkt.
Belanghebbende heeft [W] 77 te [Y] met drie anderen op 30 november 1999 gekocht. Belanghebbendes aandeel in de koop was 35 percent van de totale koopprijs ofwel € 671.821.
Op 13 oktober 2000 heeft belanghebbende samen met [QQQ] ook [W] 65 en 67 te [Y] gekocht voor € 435.629. Belanghebbendes aandeel hierin was 50 percent ofwel € 217.814.
Op 14 maart 2003 zijn [W] 65, 67 en 77 door belanghebbende en de mede-eigenaren verkocht voor € 3.380.662. Belanghebbendes aandeel in de verkoopopbrengst was € 1.239.919. De Inspecteur heeft de met deze verkoop behaalde winst op € 350.284 gesteld. De inkomsten uit verhuur van [W] bedroegen voor belanghebbende in 2001 € 26.306,50, in 2002 negatief € 25.237,45 en in 2003 negatief € 2.694,30.
Contante betaling bedrijfspand – correctie 79, betreft het jaar 2001
Belanghebbende heeft, bij de bouw van een nieuw bedrijfspand, in 2001 ƒ 100.000 in contanten aan een aannemer betaald. Omtrent de herkomst van dat bedrag is niets vermeld in de administratie of in privébescheiden. De Inspecteur, die ter zake, aangeduid als correctie 79, incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, heeft een hogere winstcorrectie van € 38.133 bepleit. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft het incidentele hoger beroep gegrond verklaard en geoordeeld dat de Inspecteur de correctie in redelijkheid op dit bedrag heeft kunnen berekenen.
Ter zake van deze transactie heeft [SSS] , algemeen directeur van het aannemingsbedrijf, verklaard dat belanghebbende het bedrag van ƒ 100.000 begin 2002 voor hem heeft omgewisseld voor € 45.000 en dat belanghebbende voor deze wisseltransactie een provisie heeft gerekend van € 5.000.
Storting contanten – correctie 80, betreft het jaar 2001
Belanghebbende heeft in 2001 een bedrag van ƒ 97.127,12 in contanten gestort op een derdenrekening van een notaris. Omtrent de herkomst van dat geld is niets vermeld in de administratie. De Inspecteur die ter zake, aangeduid als correctie 80, incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, heeft een correctie meer winst ad € 37.037 bepleit. Het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch heeft het incidentele hoger beroep gegrond verklaard en geoordeeld dat de Inspecteur de correctie in redelijkheid op dit bedrag heeft kunnen berekenen.
Aanbetaling pand [AA] – correctie 81, betreft het jaar 2001
Belanghebbende heeft samen met mevrouw [FFF] op 5 april 2001 een grachtenwoning te [AA] gekocht met daarbij een zogenoemde auto-opstalplaats. De koopsom bedroeg ƒ 1.000.000. Uiterlijk op 7 mei 2001 diende ƒ 100.000 te zijn aanbetaald, met gebruikmaking van de derdengeldrekening van de notaris. De aanbetaling heeft plaatsgevonden. In de administratie van belanghebbende is niets te vinden omtrent het aanbetaalde bedrag van ƒ 100.000. De Inspecteur heeft aangevoerd dat uit de beschikbare informatie het vermoeden is gerezen dat belanghebbende bij de aankoop minimaal een bedrag van ƒ 50.000 zwart heeft betaald. In het voordeel van belanghebbende is de Financiële recherche uitgegaan van een contant betaald bedrag van ƒ 25.000, aldus de Inspecteur. De Inspecteur die ter zake, aangeduid als correctie 81, incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, heeft een correctie meer winst van € 9.533 bepleit. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft het incidentele hoger beroep gegrond verklaard en geoordeeld dat de Inspecteur de correctie in redelijkheid op dit bedrag heeft kunnen berekenen.
Belanghebbende heeft, door akkoordverklaring op 27 september 2004 van een brief van de Inspecteur van 16 september 2004, verklaard dat hem voor het indienen van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2001 uitstel is verleend tot 1 maart 2003. Belanghebbende heeft, door akkoordverklaring op 10 oktober 2005 van een brief van de Inspecteur van 28 september 2005, verklaard dat hem voor het indienen van de aangifte IB/PVV voor het jaar 2002 uitstel is verleend tot 1 maart 2004. De boetebeschikkingen voor die jaren zijn gedagtekend respectievelijk 30 november 2005 en 1 mei 2006.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de hoogte van de aan belanghebbende opgelegde belastingaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente. Het Hof zal hierna een oordeel geven over de omvang van het geding na verwijzing.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting van het Hof nog toegevoegd hetgeen is vermeld in de processen-verbaal.
Het Hof begrijpt belanghebbendes conclusies aldus dat hij concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en tot vermindering van de belastingaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente.
Het Hof begrijpt de conclusies van de Inspecteur aldus dat hij concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en tot vaststelling van de belastingaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente conform de door het gerechtshof ’s‑Hertogenbosch gegeven oordelen.