Hoge Raad, 27-10-2017, ECLI:NL:HR:2017:2780, 17/01786
Hoge Raad, 27-10-2017, ECLI:NL:HR:2017:2780, 17/01786
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 27 oktober 2017
- Datum publicatie
- 27 oktober 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:2780
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2017:960
- Zaaknummer
- 17/01786
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:31, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:73, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:75, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 27e, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67a, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2024] art. 3
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
27 oktober 2017
Nr. 17/01786
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 maart 2017, nrs. BK‑15/01095 en BK-15/01096, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 15/1463 en SGR 15/1464) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2003 en 2005 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Het eerste en tweede geding in cassatie
Bij arresten van de Hoge Raad van 24 december 2010, nrs. 09/04801 en 09/04802, ECLI:NL:HR:2010:BO8495 en ECLI:NL:HR:2010:BO8496, zijn vernietigd de uitspraken van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage (nrs. BK-09/00281 en BK‑09/00282), met verwijzing van de gedingen naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaken met inachtneming van die arresten. Bij arresten van de Hoge Raad van 25 april 2014, nrs. 13/05574 en 13/05575, ECLI:NL:HR:2014:1005 en ECLI:NL:HR:2014:1007, zijn de principale en incidentele beroepen in cassatie tegen de uitspraken van het laatstgenoemde Hof (nrs. 10/00962 en 10/00963) ongegrond verklaard. Bijgevolg zijn de beslissingen van dat Hof om de zaken te verwijzen naar de Rechtbank Den Haag in stand gebleven.
2 Het derde geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft schriftelijk haar zienswijze omtrent het incidenteel beroep naar voren gebracht.
De Staatssecretaris heeft nadien middelonderdeel b in het incidenteel beroep ingetrokken.
3 Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.