Hoge Raad, 15-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3138, 17/02374
Hoge Raad, 15-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3138, 17/02374
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 15 december 2017
- Datum publicatie
- 15 december 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:3138
- Formele relaties
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBZWB:2017:1992
- Zaaknummer
- 17/02374
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
15 december 2017
Nr. 17/02374
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 31 maart 2017, nrs. BRE 16/168, BRE 16/169, BRE 16/170, BRE 16/171 en BRE 16/173, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 22 april 2016.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. Nu deze conclusie bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn is ingediend, slaat de Hoge Raad op dit stuk geen acht.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.