Hoge Raad, 31-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:533, 16/02826
Hoge Raad, 31-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:533, 16/02826
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 31 maart 2017
- Datum publicatie
- 31 maart 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:533
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2016:3048
- Zaaknummer
- 16/02826
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
31 maart 2017
Nr. 16/02826
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2016, nr. 14/01213, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord‑Nederland (nr. LEE AWB 13/1208), betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990 voor van [A] B.V. te [Z] nageheven loonbelasting en omzetbelasting over de periode 1 januari 2008 tot en met 30 april 2011.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.