Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3048, 14/01213
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:3048, 14/01213
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 19 april 2016
- Datum publicatie
- 22 april 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2016:3048
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNNE:2014:5411, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:533
- Zaaknummer
- 14/01213
Inhoudsindicatie
Feitelijk bestuurder is aansprakelijk voor niet betaalde omzet- en loonbelasting.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 14/01213
uitspraakdatum: 19 april 2016
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 oktober 2014, nummer LEE AWB 13/1208, in het geding tussen belanghebbende en
de ontvanger van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Ontvanger)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Ontvanger heeft bij beschikking met dagtekening 12 oktober 2012 belanghebbende voor een bedrag van € 300.254 aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen in de loonbelasting en in de omzetbelasting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V. (hierna: [A] BV). Het voormelde bedrag is inclusief kosten, rente en boeten.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ontvanger bij uitspraak op bezwaar de aansprakelijkstelling gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 30 oktober 2014 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar van de Ontvanger vernietigd en de aansprakelijkstelling verminderd tot een bedrag van € 293.425. Tevens heeft de Rechtbank de Ontvanger veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1.461 en gelast het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, zoals de op 27 november 2015 en op 1 december 2015, beide door belanghebbende, ingediende stukken, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. [B] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [C] , alsmede [D] namens de Ontvanger, bijgestaan door [E] en mr. [F] . De zaak is gelijktijdig behandeld met die van [C] , (hierna: [C] ), kenmerk BK 14/01212. Al hetgeen in de ene zaak is aangevoerd wordt tevens geacht te zijn aangevoerd in de andere zaak.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende en [C] zijn tot ongeveer halverwege 2012 in algehele gemeenschap gehuwd geweest.
Door belanghebbende en [C] werd sinds 1998 een uitzendbureau geëxploiteerd in de vorm van een vennootschap onder firma, welke onderneming op 30 september 2003 is ingebracht in de door belanghebbende en [C] op die datum opgerichte [A] BV. Belanghebbende houdt 17 van de 36 aandelen in [A] BV; [C] houdt de overige 19 aandelen. [A] BV is [in] 2011 failliet verklaard. [C] is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven als formeel bestuurder van [A] BV.
Belanghebbende dreef in de onderhavige periode tevens een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [G] , die tevens handelde onder de handelsnamen “ [A] ” en “ [H] ” (hierna te noemen: [H] ).
Belanghebbende is [in] 2012 persoonlijk failliet verklaard.
Vanaf mei 2011 heeft er op verzoek van de Ontvanger een boekenonderzoek plaatsgevonden bij [A] BV met onder meer als doel te onderzoeken of derden aansprakelijk kunnen worden gesteld op grond van artikelen 34, 35 of 36 van de Invorderingswet 1990. In het rapport van 1 november 2011 is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Hoewel de [X] formeel niet als bestuurder te boek staat, kreeg ik bij mijn bezoek aan de BV wel de indruk met een bestuurder van doen te hebben.
De ontvanger heeft mij telefonisch meegedeeld dat de contacten m.b.t. de BV bijna altijd via de heer [X] liepen.
De melding van betalingsonmacht is door de heer [X] als bestuurder ondertekend. Een offerte van de [a-bank] aan de BV m.b.t. een bedrijfskrediet van € 50.000 wordt door hem op 22 september 2010 voor akkoord getekend.
Ook in het rapport van [I] , dat in opdracht van de Gemeente Veendam is opgemaakt in het kader van een onderzoek i.v.m. een aanvraag van een bedrijfskrediet, wordt aangegeven dat mevrouw niet over sterke managementskwaliteiten beschikt en dat de heer [X] leidend was binnen de BV.
Ik kom tot de conclusie dat gezien bovenstaande het aannemelijk is dat de heer [X] mede het beleid van de BV bepaalde. Hij kan aangemerkt worden als feitelijk bestuurder ex artikel 36 lid 5 letter b. Invorderingswet.”
Tot de stukken van het geding behoort een offerte van de [a-bank] te [J] , gedateerd op 9 september 2010, betreffende een [a-bank] Bedrijfskrediet. Deze offerte is gericht aan [A] BV en is op 22 september 2009 namens [A] BV ondertekend door belanghebbende en door [C] .
Tot de stukken van het geding behoort een schuldbekentenis ter zake van een in 2010 van de gemeente [Z] op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 te leen ontvangen bedrag van € 110.000. In deze schuldbekentenis is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Hierbij verklaren ondergetekende:
Ondergetekende:
Directeur van de Besloten Vennootschap [A] B.V.
naam: de heer [X]
(…)
en
Aandeelhoudster en directrice van de Besloten Vennootschap [A] B.V.
naam : mevrouw [C]
(…) heden te leen hebben ontvangen van en mitsdien te zijn verschuldigd aan de gemeente Veendam de somma van schrijve € 110.000
(…)”
De schuldbekentenis is op 28 september 2010 ondertekend door belanghebbende en [C] .
Tot de stukken van het geding behoort een ‘Aanvulling op leningsovereenkomst’, door belanghebbende en [C] ondertekend op 2 juni 2010. Hierin is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“Via deze aanvulling leggen de ondergetekenden schriftelijk vast hetgeen enkele jaren geleden reeds mondeling is overeengekomen.
[A] B.V. te [Z]
Verstrekt hierbij een krediet in rekening-courant tot een bedrag van maximaal € 200.000 aan haar enige twee aandeelhouders, mevr. [C] en dhr. [X] .
Rente:
Over het gemiddelde uitstaande saldo per 1 januari van enig jaar en 31 december van datzelfde jaar, wordt een rente berekend van 4%. Deze rente zal worden bijschreven op het saldo in rekening-courant.
Verstrekking/beschikbaarheid:
Opname van gelden tot het afgesproken maximum is vrijelijk mogelijk mits de bedrijfsuitoefening van [A] B.V. hier geen schade van zal ondervinden.
Het saldo is steeds direct opeisbaar indien [A] B.V. dringend behoefte heeft aan liquiditeiten.
Zekerheden:
De aandeelhouders geven als onderpand aan [A] B.V. als zekerheid van hun schuld aan [A] B.V. de overwaarde van de woning aan de [a-straat] 6 te [Z] , het recht op eventuele belastingteruggaves en recht op inhouding op het salaris van de aandeelhouders.
Aflossing:
Algehele aflossing van het krediet zal plaatsvinden uiterlijk op 31 december 2012.“
Tot de stukken behoort eveneens een formulier ‘Verzoek Kwijtschelding van belasting en/of premie Voor ondernemingen’ dat op 29 oktober 2010 bij de Ontvanger is binnengekomen. Dit formulier is – voor zover hier van belang – als volgt ondertekend:
“Naam [X]
Functie dga
(…)
Plaats [Z]
Datum 28-10-2010
Handtekening (…)”.
Op 5 oktober 2009 hebben belanghebbende en [C] een aanvraag ingediend op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (hierna: Bbz 2004). In oktober/november 2009 is door [I] onderzoek gedaan naar de levensvatbaarheid van de door [A] BV gedreven onderneming en is advies gegeven over de noodzaak tot verstrekking van bijstand in de vorm van een bedrijfskrediet. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Veendam. In het onderzoeksrapport van 1 december 2009 is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“7. Samenvatting, conclusie en advies
Samenvatting
(…)
Kennis en vaardigheden:
[I] stelt vast dat de wijze van optreden van het management voldoende is gebleken om de onderneming te ontwikkelen. De kwaliteiten van de formele directrice [Hof: [C] ] achten wij niet geheel voldoende om zelfstandig leiding te geven aan de organisatie, maar door inschakeling van de verkoopvaardigheden van de heer [X] en de administratieve vaardigheden van ingehuurde boekhouders en adviseurs slaagt de onderneming er in zich te handhaven.
Ondernemerseigenschappen, -kwaliteiten en attitude:
De heer [X] beschikt over een aantal sterke, maar ook over een aantal minder sterke ondernemerseigenschappen en –kwaliteiten. Hij beschikt over goede commerciële vaardigheden, maar is minder sterk als manager. In zijn totaal beschouwen wij de ondernemerscapaciteiten van de heer [X] , gezien de omvang en complexiteit van de organisatie, slechts als “matig”. Mevrouw [C] maakt op de rapporteur niet de indruk dat zij een krachtige manager is, of dat zij de zwakkere managementkwaliteiten van de heer [X] zou kunnen compenseren.”
In april 2010 heeft [I] (opnieuw) onderzoek gedaan naar de levensvatbaarheid van de onderneming en een advies gegeven over de noodzaak tot verstrekking van bijstand in de vorm van een bedrijfskrediet. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Veendam. In het onderzoeksrapport van [I] met verzenddatum 27 april 2010 is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“4. Ondernemerscapaciteiten
Kennis en vaardigheden
(…)
In de recente besprekingen op 26 februari 2010 en 13 april 2010 heb ik een belangrijk betere indruk gekregen van haar [Hof: [C] ] kennis en vaardigheden. Op basis van deze indrukken meen ik dat zij, in samenwerking met haar echtgenoot, wel voldoende in staat moet worden geacht om leiding te kunnen geven aan de onderneming.
(…)
7. Samenvatting, conclusie en advies
Samenvatting
(…)
Ondernemerseigenschappen, -kwaliteiten, en attitude:
Mevrouw [C] beschikt over een groot aantal sterke ondernemerskwaliteiten en eigenschappen. Op enkele aspecten scoort zij echter niet sterk, hetgeen een risico voor de onderneming zou kunnen inhouden.
Zij wordt echter bijgestaan door haar echtgenoot, die zich ook bezig houdt met het dagelijks bestuur van de onderneming.”
Bij beschikking van 20 september 2010 is de bij 2.10 vermelde Bbz-aanvraag toegekend en heeft de gemeente Veendam besloten bijstand in de vorm van een geldlening ad € 110.000 (de BBZ-lening) toe te kennen, bestemd voor het inlossen van de betalingsachterstand bij de Belastingdienst. Naar aanleiding van nadere informatie van de Belastingdienst over de hoogte van deze betalingsachterstand heeft de gemeente Veendam op 1 oktober 2010 de hiervoor genoemde beschikking ingetrokken.
Op 13 november 2009 is door [A] BV (telefonisch) aan de Ontvanger melding gemaakt van betalingsproblemen en is verzocht de op dat moment openstaande aanslagen buiten invordering te stellen.
Op 12 oktober 2010 heeft [A] BV een melding betalingsonmacht gedaan door middel van het daarvoor bestemde formulier “Melding Betalingsonmacht”. Op dit formulier is het volgende – voor zover hier van belang – vermeld:
“Naam onderneming [A] BV
(…)
Bestuurder onderneming
Naam bestuurder [X]
(…)”
De Ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking van 12 oktober 2012 voor een bedrag van € 300.254 wegens door [A] BV niet betaalde loonbelasting en omzetbelasting aansprakelijk gesteld ingevolge artikel 32 en 36 van de Invorderingswet 1990. Deze aansprakelijkstelling heeft de Ontvanger als volgt gespecificeerd:
Nummer |
Middel |
Tijdvak aanslag |
Belasting |
Heffings-rente |
Boete |
Kosten |
Totaal |
A018500 |
LHN |
2008 |
€ 2.901 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 2.901 |
A019061 |
LHN |
Juni 2009 |
€ 29.999 |
€ 0 |
€ 778 |
€ 0 |
€ 30.777 |
A019080 |
LHN |
Aug. 2009 |
€ 26.194 |
€ 0 |
€ 534 |
€ 15 |
€ 26.743 |
A019090 |
LHN |
Sept. 2009 |
€ 26.426 |
€ 0 |
€ 533 |
€ 15 |
€ 26.974 |
A010090 |
LHN |
Sept. 2010 |
€ 18.536 |
€ 0 |
€ 499 |
€ 15 |
€ 19.050 |
A010100 |
LHN |
Okt. 2010 |
€ 17.036 |
€ 0 |
€ 340 |
€ 0 |
€ 17.376 |
A011030 |
LHN |
Mrt. 2011 |
€ 18.272 |
€ 0 |
€ 366 |
€ 0 |
€ 18.638 |
F018501 |
OB |
2008 |
€ 4.445 |
€ 159 |
€ 0 |
€ 45 |
€ 4.649 |
F019270 |
OB |
3e kw 2009 |
€ 55.517 |
€ 0 |
€ 1.114 |
€ 0 |
€ 56.631 |
F010080 |
OB |
Aug. 2010 |
€ 4.791 |
€ 0 |
€ 203 |
€ 0 |
€ 4.994 |
F010090 |
OB |
Sept. 2010 |
€ 6.529 |
€ 0 |
€ 292 |
€ 0 |
€ 6.821 |
F010100 |
OB |
Okt. 2010 |
€ 12.647 |
€ 0 |
€ 252 |
€ 0 |
€ 12.899 |
F010120 |
OB |
Dec. 2010 |
€ 0 |
€ 0 |
€ 56 |
€ 0 |
€ 56 |
F010240 |
OB |
2e kw 2010 |
€ 48.061 |
€ 0 |
€ 1.111 |
€ 0 |
€ 49.172 |
F011030 |
OB |
Mrt. 2011 |
€ 5.071 |
€ 0 |
€ 101 |
€ 0 |
€ 5.172 |
F011040 |
OB |
Apr. 2011 |
€ 17.000 |
€ 0 |
€ 401 |
€ 0 |
€ 17.401 |
€ 293.425 |
€ 159 |
€ 6.580 |
€ 90 |
€ 300.254 |
In zijn nadere stuk van 23 april 2014 gericht aan de Rechtbank heeft de Ontvanger het volgende overzicht opgenomen – afgeleid uit de door [A] BV ingediende aangiften VPB – waarin de schuldpositie van de aandeelhouders en gelieerde maatschappijen 2004 tot en met 2010 is opgenomen:
Jaar |
Aandeelhouders |
Gelieerde maatschappijen |
2004 |
47.086 |
79.006 |
2005 |
85.046 |
24.828 |
2006 |
145.528 |
0 |
2007 |
192.999 |
0 |
2008 |
195.493 |
11.791 |
2009 |
194.643 |
87.938 |
2010 |
231.195 |
165.230 |
[K] was de grootste opdrachtgever van [A] BV. In de periode van 21 januari 2011 tot 25 maart 2001 heeft [K] tien bedragen met een totaalbedrag van € 100.445 overgemaakt naar de [a-bank] -rekening van [H] . De laatste factuur in 2010 van [A] BV aan [K] is gedateerd op 27 oktober 2010.
In het rapport dat [I] d.d. 1 december 2009 heeft opgesteld ten behoeve van een eventueel door de gemeente Veendam te verstrekken lening in het kader van de Bbz 2004 is in hoofdstuk 6.2 het volgende verwoord:
“De onderneming (Hof: [A] BV) heeft een gebrek aan liquiditeiten, waarvan de oorzaak volgens de heer [X] ligt in de hoge privé-onttrekkingen. Naast uitbetaling van de salarissen aan de twee dga’s werd in 2008 en 2009 de familie in Nederland en Turkije financieel extra ondersteund vanwege ziekte en overlijden. Behalve deze zaken, vergt de bouw van een woning voor de vader van de heer [X] in Turkije eveneens geld dat vanuit Nederland moet worden voorzien. Hierdoor is ruim € 100.000 aan de zaak onttrokken, volgens de heer [X] . Deze betalingen worden door hem als noodzakelijk gezien. De eventuele weigering om de familie te ondersteunen zou een schande betekenen.”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag als bestuurder aansprakelijk is gesteld voor de door [A] BV onbetaald gebleven loonheffing en omzetbelasting. Meer in het bijzonder is in geschil of belanghebbende als feitelijk bestuurder kan worden aangemerkt en of hij als bestuurder onbehoorlijk heeft gehandeld.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de beschikking waarbij belanghebbende aansprakelijk is gesteld voor de belasting alsmede de kosten, rente en boeten.
De Ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.