Hoge Raad, 02-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:992, 16/04575
Hoge Raad, 02-06-2017, ECLI:NL:HR:2017:992, 16/04575
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 juni 2017
- Datum publicatie
- 2 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2017:992
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2016:2627
- Zaaknummer
- 16/04575
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
2 juni 2017
Nr. 16/04575
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 5 augustus 2016, nrs. BK-14/00084 tot en met 14/00088, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 12/10737, 12/10738, 12/10753, 12/10754 en 12/10843) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2005, 2006 en 2007 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente, de ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde aanslag in de premie ingevolge de Ziekenfondswet en de ten aanzien van belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2007.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.