Hoge Raad, 26-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:105, 17/03896
Hoge Raad, 26-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:105, 17/03896
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 januari 2018
- Datum publicatie
- 26 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:105
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:2622
- Zaaknummer
- 17/03896
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
26 januari 2018
Nr. 17/03896
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2017, nr. 16/00528, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 16/1774) betreffende een aan belanghebbende over het boekjaar 1 december 2001 tot en met 31 augustus 2002 opgelegde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.