Hoge Raad, 06-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1105, 17/05812
Hoge Raad, 06-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1105, 17/05812
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 6 juli 2018
- Datum publicatie
- 6 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:1105
- Zaaknummer
- 17/05812
Inhoudsindicatie
Art. 8:54 Awb: kennelijk niet-ontvankelijk. Eenmanszaak van belanghebbende ten onrechte als de belanghebbende aangemerkt. Het niet overleggen van een uittreksel uit het handelsregister kon geen grond zijn voor het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep.
Uitspraak
6 juli 2018
nr. 17/05812
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [A] te [Q] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel van 4 augustus 2017, nr. AWB 17/408, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 23 mei 2017, betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Tubbergen voor het jaar 2016 (hierna: de WOZ-beschikking en de aanslag OZB) betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z]. De uitspraak van de Rechtbank op verzet is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op verzet beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2 Uitgangspunten in cassatie
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
De WOZ-beschikking en de aanslag OZB zijn op naam van belanghebbende gesteld. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift heeft hij als postadres opgegeven: “[X], [a-straat 1], [Z]”.
De Heffingsambtenaar heeft de uitspraak op bezwaar geadresseerd aan het door belanghebbende opgegeven postadres.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De Rechtbank is er naar aanleiding van de adressering van de uitspraak op bezwaar vanuit gegaan dat [X] de belanghebbende van de WOZ‑beschikking en de aanslag OZB is en heeft bij brief van 13 februari 2017 verzocht om een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel waaruit blijkt dat belanghebbende bevoegd is om namens [X] beroep in te stellen.
Belanghebbende heeft niet op deze brief gereageerd. De Rechtbank heeft het beroep met toepassing van artikel 8:54 Awb kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
In verzet heeft belanghebbende alsnog een uittreksel uit het handelsregister overgelegd. Daaruit blijkt dat [X] een eenmanszaak is van belanghebbende.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende niet tijdig een uittreksel uit het handelsregister aan de Rechtbank heeft doen toekomen. De termijnoverschrijding is naar het oordeel van de Rechtbank niet verschoonbaar. De Rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard. Onder de uitspraak van de Rechtbank staat vermeld: “Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.”
3 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep
Het beroepschrift in cassatie is niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 15 september 2017.
De hiervoor in onderdeel 2.8 weergegeven rechtsmiddelverwijzing is onjuist.
Het ligt op de weg van het bestuursorgaan en van de rechter om duidelijkheid te (doen) verschaffen omtrent de tegen een genomen besluit of gedane uitspraak openstaande rechtsmiddelen. De gevolgen van het ontbreken van die duidelijkheid mogen in beginsel niet voor rekening van de belanghebbende komen (vgl. HR 19 maart 2010, nr. 08/00958, ECLI:NL:HR:2010:BL7954, BNB 2010/240).
Een onjuiste rechtsmiddelverwijzing is daarom in de regel grond om overschrijding van de voor het rechtsmiddel geldende termijn als verschoonbaar te beschouwen, als voorzien in artikel 6:11 Awb. Behoudens het geval waarin redelijkerwijs kan worden verondersteld dat de belanghebbende langs andere weg van die termijn op de hoogte was geraakt (vgl. HR 2 oktober 2015, nr. 14/06024, ECLI:NL:HR:2015:2898, BNB 2015/218), behoort na een onjuiste rechtsmiddelverwijzing niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege te blijven.
De stukken van het geding geven geen aanleiding om aan te nemen dat belanghebbende bij kennisneming van de bestreden uitspraak kon weten dat de hiervoor in onderdeel 2.8 weergegeven mededeling onjuist is en tegen die uitspraak beroep in cassatie openstaat. De Hoge Raad acht het beroep in cassatie ontvankelijk.