Hoge Raad, 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1140, 17/06115
Hoge Raad, 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1140, 17/06115
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 juli 2018
- Datum publicatie
- 13 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:1140
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:5121
- Zaaknummer
- 17/06115
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
13 juli 2018
nr. 17/06115
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 16 november 2017, nrs. 16/00336 en 16/00337, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord‑Holland (nrs. HAA 15/3367 en HAA 15/3268) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2007 en 2008 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.