Hoge Raad, 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1190, 16/05897
Hoge Raad, 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1190, 16/05897
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 juli 2018
- Datum publicatie
- 13 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:1190
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2016:8885
- Zaaknummer
- 16/05897
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
13 juli 2018
nr. 16/05897
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 november 2016, nr. 15/00997, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 14/436) betreffende de ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2009 gegeven beschikking als bedoeld in artikel 3.151, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.