Hoge Raad, 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1194, 17/06012
Hoge Raad, 13-07-2018, ECLI:NL:HR:2018:1194, 17/06012
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 juli 2018
- Datum publicatie
- 13 juli 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:1194
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2017:4844
- Zaaknummer
- 17/06012
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
13 juli 2018
nr. 17/06012
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 10 november 2017, nr. 16/03576, op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/8196) betreffende de ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2012 gegeven beschikkingen als bedoeld in artikel 3.151, lid 1, Wet IB 2001 en artikel 3.153, lid 1, Wet IB 2001.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij zes middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.