Hoge Raad, 02-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:130, 17/03376
Hoge Raad, 02-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:130, 17/03376
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 februari 2018
- Datum publicatie
- 2 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:130
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2017:2767
- Zaaknummer
- 17/03376
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.
Uitspraak
2 februari 2018
Nr. 17/03376
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z], België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 15 juni 2017, nr. 16/00442, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 15/3583) betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 8a, lid 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.
2 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2018.