Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2767, 16/00442

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-06-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2767, 16/00442

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
15 juni 2017
Datum publicatie
15 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:2767
Formele relaties
Zaaknummer
16/00442

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft Nederlandse nationaliteit en woont het hele jaar in België. NiNbi-beschikking afgegeven en die staat door HR 31 januari 2014, nr. 13/03594, ECLI:NL:HR:2014:203, onherroepelijk vast. Inspecteur geeft een herziene NiNbi-beschikking af met een hoger inkomen. Deze beschikking wordt door de Rechtbank vernietigd, omdat er geen sprake is van een nieuw feit.

Hof: na vernietiging herziene NiNbi-beschikking, herleeft de oorspronkelijke NiNbi-beschikking. Alle grieven over de personele en materiële werkingssfeer van Vo. 1408/71 worden verworpen. Recht op een eerlijk proces is niet geschonden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/00442

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] , België,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 april 2016, nummer BRE 15/3583 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde NiNbi-beschikking.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een herziene beschikking “Niet in Nederland belastbaar inkomen” (hierna: het NiNbi, respectievelijk de herziene beschikking) afgegeven met beschikkingsnummer [aanslagnummer] , waarbij het NiNbi nader is vastgesteld op € 308.490. Het tegen deze beschikking gemaakte bezwaar is bij uitspraak op bezwaar gegrond verklaard en het NiNbi is daarbij nader vastgesteld op € 8.490 (verminderingsbeschikking met nummer [aanslagnummer] .B1).

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar alsmede de verminderingsbeschikking met nummer [aanslagnummer] .B1 vernietigd, de herziene NiNbi-beschikking met beschikkingsnummer [aanslagnummer] vernietigd, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 34 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 45 aan hem vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.5.

Belanghebbende heeft vervolgens nadere stukken ingediend bij brieven van 8 maart 2017, 27 maart 2017, 1 mei 2017 en 4 mei 2017. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 19 mei 2017 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [A] , [B] , [C] en [D] .

1.7.

Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde in 2009 het gehele jaar in België.

2.2.

Aan belanghebbende is met dagtekening 16 november 2011 voor het jaar 2009 een beschikking “Niet in Nederland belastbaar inkomen” afgegeven, waarbij het NiNbi is vastgesteld op € 8.490 (de oorspronkelijke NiNbi-beschikking). Belanghebbende is tegen deze beschikking in bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie gegaan. Het hoger beroep is bij uitspraak van dit Hof van 12 juli 2013, nr. 12/00508, ECLI:NL:GHSHE:2013:3022, ongegrond verklaard. Bij arrest van de Hoge Raad 31 januari 2014, nr. 13/03594, ECLI:NL:HR:2014:203, is het cassatieberoep ongegrond verklaard.

2.3.

Bij beschikking van 19 december 2014 heeft de Inspecteur een herziene NiNbi-beschikking afgegeven, waarbij het NiNbi is vastgesteld op € 308.490.

2.4.

Naar aanleiding van het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift tegen deze herziene NiNbi-beschikking heeft de Inspecteur beslist dat de herziene NiNbi-beschikking zal worden vernietigd. Er wordt in de uitspraak op bezwaar echter verwezen naar een aangepaste herziene NiNbi-beschikking 2009 met nummer [aanslagnummer] .B1. Die beschikking is gevoegd bij de uitspraak op bezwaar en heeft als opschrift “vermindering art. 8a Awir”. Het NiNbi is daarbij vastgesteld op € 8.490, zoals in de oorspronkelijke NiNbi-beschikking.

2.5.

Belanghebbende is bij brief van 30 april 2015 in bezwaar gekomen tegen de uitspraak op bezwaar. De Inspecteur heeft het bezwaarschrift op grond van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) doorgezonden naar de Rechtbank.

2.6.

De Rechtbank heeft – overeenkomstig het nadere standpunt van de Inspecteur – de herziene beschikking, de uitspraak op bezwaar en de verminderingsbeschikking vernietigd.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft de Inspecteur het bezwaarschrift van 29 april 2015 ten onrechte doorgezonden naar de Rechtbank?

2. Zijn de rechten van belanghebbende volgend uit het EU-recht, zoals het recht op een eerlijk proces, het recht op privacy en het recht op eigendom, geschonden?

3. Is de Inspecteur verplicht stukken uit een andere procedure bij een ander Hof en bij de Hoge Raad over te leggen?

4. Valt belanghebbende onder de personele werkingssfeer van Verordening 1408/71 (hierna: Vo. 1408/71)?

5. Is de uitbreiding van Vo. 1408/71 rechtmatig?

6. Valt de Zorgverzekeringswet onder de materiële werkingssfeer van Vo. 1408/71?

7. Wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 28 dan wel 28bis Vo. 1408/71?

8. Is het recht op bescherming van persoonsgegevens zoals neergelegd in de Richtlijn 95/46 geschonden?

9. Betekent de vernietiging van de herziene NiNbi-beschikking dat de oorspronkelijke beschikking ook niet meer bestaat?

10. Is het NiNbi te hoog vastgesteld?

Belanghebbende is van mening dat de vierde, vijfde, zesde en zevende vraag ontkennend en de overige vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank in die zin dat ook de oorspronkelijke NiNbi-beschikking moet worden vernietigd. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing