Hoge Raad, 21-09-2018, ECLI:NL:HR:2018:1718, 17/05689
Hoge Raad, 21-09-2018, ECLI:NL:HR:2018:1718, 17/05689
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 september 2018
- Datum publicatie
- 21 september 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:1718
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2017:9205
- Zaaknummer
- 17/05689
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
21 september 2018
Nr. 17/05689
Arrest
gewezen op het door [A] te [Q] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 oktober 2017, nr. 17/00201, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 7 december 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift in cassatie opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift in cassatie in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen zes weken na de dagtekening van deze brief te herstellen. Die termijn eindigde op 18 januari 2018.
Nu herstel van het verzuim niet tijdig heeft plaatsgevonden – de op 19 januari 2018 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten –, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2018.