Hoge Raad, 09-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:174, 16/03198
Hoge Raad, 09-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:174, 16/03198
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 februari 2018
- Datum publicatie
- 9 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:174
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:2102
- Zaaknummer
- 16/03198
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
9 februari 2018
Nr. 16/03198
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 mei 2016, nr. 15/00886, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. 13/5774) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij zes middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.