Hoge Raad, 12-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1897, 17/00174
Hoge Raad, 12-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1897, 17/00174
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 12 oktober 2018
- Datum publicatie
- 12 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:1897
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1348, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:5585, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 17/00174
Inhoudsindicatie
Grondwaterbelasting. Artikel 8, aanhef en letter g, Wbm (tekst tot 1 januari 2008); artikel 10, aanhef en letter g, Wbm (tekst vanaf 1 januari 2008). Vrijstelling voor onttrekkingen ten behoeve van koude- en warmte-opslag. Terugwerkende kracht van een vergunning.
Uitspraak
12 oktober 2018
nr. 17/00174
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 november 2016, nr. 14/00646, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 13/3580) betreffende de aan belanghebbende over de periode 1 januari 2007 tot en met 31 december 2011 opgelegde naheffingsaanslag in de grondwaterbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door J.M. Sitsen en A.M.E. Nuyens, advocaten te Amsterdam.
De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 30 november 2017 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2017:1348).
2 Beoordeling van de middelen
De middelen I en II slagen op de gronden die zijn vermeld in de rechtsoverwegingen 2.3.2 en 2.3.3 van het heden in de zaak met nummer 17/00175 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht
Gelet op hetgeen hiervoor in 2.1 is overwogen, kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Middel III behoeft geen behandeling. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
Het door de Inspecteur voor het Hof subsidiair gedane beroep op het leerstuk van wetsontduiking dient alsnog te worden behandeld, aangezien het Hof aan de behandeling daarvan niet is toegekomen. Dit beroep faalt op de gronden vermeld in rechtsoverweging 2.4.3 van het hiervoor in 2.1 vermelde arrest van de Hoge Raad.
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 17/00175 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.