Hoge Raad, 09-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2071, 18/00411
Hoge Raad, 09-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2071, 18/00411
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 9 november 2018
- Datum publicatie
- 9 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:2071
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2017:5349
- Zaaknummer
- 18/00411
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
9 november 2018
Nr. 18/00411
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 19 december 2017, nrs. 16/00183 tot en met 16/00203, op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord‑Holland (nrs. HAA 14/1022 tot en met HAA 14/1042) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1990 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, de over de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele middelen aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. J. Berns, advocaat te Nijmegen.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.