Hoge Raad, 16-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2135, 18/00252
Hoge Raad, 16-11-2018, ECLI:NL:HR:2018:2135, 18/00252
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 november 2018
- Datum publicatie
- 16 november 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:2135
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2017:5592
- Zaaknummer
- 18/00252
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
16 november 2018
Nr. 18/00252
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X], h.o.d.n. [A] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s‑Hertogenbosch van 14 december 2017, nrs. 17/00188 en 17/00189, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 16/2455 en 16/2456) betreffende het verzoek van belanghebbende om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een klacht aangevoerd.
Zowel de Staatssecretaris van Financiën als de Minister voor Rechtsbescherming heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft een conclusie van dupliek ingediend.
2 Beoordeling van de klacht
De klacht kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klacht niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.