Hoge Raad, 21-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2400, 18/01240
Hoge Raad, 21-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2400, 18/01240
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 december 2018
- Datum publicatie
- 21 december 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:2400
- Formele relaties
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBNHO:2018:1048
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1173
- Zaaknummer
- 18/01240
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
21 december 2018
Nr. 18/01240
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] N.V. te [Z], Curaçao (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 9 februari 2018, nr. HAA 15/5067, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 18 oktober 2018 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2018:1173).
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.