Hoge Raad, 23-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:280, 17/04307
Hoge Raad, 23-02-2018, ECLI:NL:HR:2018:280, 17/04307
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 februari 2018
- Datum publicatie
- 23 februari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:280
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2017:3397
- Zaaknummer
- 17/04307
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
23 februari 2018
Nr. 17/04307
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 27 juli 2017, nr. 16/00148, betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslag in het recht van successie ter zake van een verkrijging uit de nalatenschap van [A].
1 Het eerste geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2016, nr. 15/03126, ECLI:NL:HR:2016:347, BNB 2016/118, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden (nr. 14/01065), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.