Hoge Raad, 30-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:476, 16/04080
Hoge Raad, 30-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:476, 16/04080
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 30 maart 2018
- Datum publicatie
- 30 maart 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:476
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2016:5198
- Zaaknummer
- 16/04080
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
30 maart 2018
Nr. 16/04080
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juni 2016, nr. 15/00027, op het hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord‑Nederland (nr. LEE 13/1260) betreffende het door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2012 tot en met 30 juni 2012.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.