Hoge Raad, 13-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:575, 17/05284
Hoge Raad, 13-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:575, 17/05284
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 april 2018
- Datum publicatie
- 13 april 2018
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:575
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2017:4321
- Zaaknummer
- 17/05284
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
13 april 2018
Nr. 17/05284
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 oktober 2017, nr. 14/00350, betreffende de aan belanghebbende over het jaar 2003 opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 22 december 2017 in de gelegenheid gesteld de daarbij gevoegde verklaring omtrent afwezigheid van vermogen binnen twee weken na dagtekening van die brief, volledig ingevuld en ondertekend - onder bijvoeging van bewijs met betrekking tot het (gezamenlijke) inkomen - aan de Hoge Raad terug te zenden. Op 5 januari 2018 is een door belanghebbende opgemaakte en ondertekende verklaring en een berekening beslagvrije voet Echtpaar/samenwonend gedateerd 22 december 2017, ter griffie van de Hoge Raad ingekomen. Aangezien belanghebbende daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoet aan de voor een beroep op betalingsonmacht geldende voorwaarden inzake het inkomen, is het beroep op betalingsonmacht bij brief van de griffier van 9 januari 2018 afgewezen. Tevens is in deze brief meegedeeld dat bij niet tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 16 januari 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 19 februari 2018 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in zijn op 23 februari 2018 door de Hoge Raad ontvangen brief aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
2 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2018.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 124 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.