Home

Hoge Raad, 13-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:582, 17/02091

Hoge Raad, 13-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:582, 17/02091

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 april 2018
Datum publicatie
13 april 2018
ECLI
ECLI:NL:HR:2018:582
Formele relaties
Zaaknummer
17/02091

Inhoudsindicatie

Immateriële schadevergoeding. Art. 8:73 Awb. Redelijke termijn in hoger beroep vangt aan bij instellen van het hoger beroep.

Uitspraak

13 april 2018

nr. 17/02091

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 maart 2017, nr. 15/00428, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 12/2998) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan belasting van personenauto's en motorrijwielen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Zowel de Staatssecretaris van Financiën als de Minister van Veiligheid en Justitie heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

2.1.1.

Middel VII betoogt dat het Hof heeft nagelaten te beoordelen of de redelijke termijn van twee jaar voor berechting in hoger beroep is overschreden en dat aangezien die termijn is overschreden het Hof belanghebbende wegens deze overschrijding een vergoeding van immateriële schade had moeten toekennen.

2.1.2.

Het hoger beroep is ingesteld op 22 april 2015. Het Hof heeft uitspraak gedaan op 28 maart 2017. Aangezien voor de berechting van een belastingzaak in hoger beroep als uitgangspunt heeft te gelden dat het gerechtshof uitspraak doet binnen twee jaar nadat hoger beroep is ingesteld, is de redelijke termijn van twee jaar in hoger beroep niet overschreden (vgl. HR 19 februari 2016, nr. 14/03907, ECLI:NL:HR:2016:252, BNB 2016/140, rechtsoverweging 3.4.3). Middel VII, dat ten onrechte de aanvang van vorenbedoelde termijn stelt op het moment dat de Rechtbank uitspraak deed (19 maart 2015), kan niet tot cassatie leiden.

2.2.

De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing