Hoge Raad, 08-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:847, 16/04100
Hoge Raad, 08-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:847, 16/04100
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 juni 2018
- Datum publicatie
- 8 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:847
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1426, Gevolgd
- Zaaknummer
- 16/04100
Inhoudsindicatie
Wet verhuurderheffing. Art. 4 Wvh; art. 26 IVBPR, art. 14 EVRM in samenhang gelezen met art. 1 Eerste Protocol EVRM, en art. 1 Twaalfde Protocol EVRM. In geval van mede-eigendom in aanmerking nemen van huurwoning bij genothebbende die WOZ-beschikking ontvangt komt in strijd met het verdragsrechtelijk gelijkheidsbeginsel.
Uitspraak
8 juni 2018
nr. 16/04100
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 juni 2016, nr. 15/00591, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 14/3789) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan verhuurderheffing. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 28 december 2016 geconcludeerd tot het gegrond verklaren van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2016:1426).
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van de middelen
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende was op 1 januari 2013 samen met twee compagnons eigenaar van twintig huurwoningen (hierna: de huurwoningen) in de zin van de Wet verhuurderheffing (hierna: Wvh). De beschikkingen bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de WOZ-beschikkingen) ter zake van de huurwoningen zijn alle aan belanghebbende bekendgemaakt.
Voor het jaar 2013 heeft belanghebbende ter zake van de huurwoningen op aangifte een bedrag van € 193 aan verhuurderheffing voldaan.
Voor het Hof was in geschil of belanghebbende verhuurderheffing is verschuldigd. Het Hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord.
Voor zover de eerste drie middelen opkomen tegen het hiervoor in 2.2 vermelde oordeel van het Hof, slagen zij op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 16/04098 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht. De middelen voor het overige behoeven geen behandeling. ’s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen door aan belanghebbende een teruggaaf te verlenen van het door hem op aangifte voldane bedrag aan verhuurderheffing.
3 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank en in verband met de behandeling van het bezwaar.