Hoge Raad, 22-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:960, 17/04991
Hoge Raad, 22-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:960, 17/04991
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 juni 2018
- Datum publicatie
- 22 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:960
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2017:7884
- Zaaknummer
- 17/04991
Inhoudsindicatie
HR: art. 81.1 RO.
Uitspraak
22 juni 2018
nr. 17/04991
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 september 2017, nrs. 16/00590 tot en met 16/00592, op het hoger beroep van belanghebbende tegen uitspraken van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 11/4021, AWB 11/4022 en AWB 13/6942) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2006, 2007 en 2009 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Zowel de Staatssecretaris van Financiën als de Minister voor Rechtsbescherming heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door J.R.R. Oevering, advocaat te Amsterdam.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.