Hoge Raad, 25-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:107, 18/03857
Hoge Raad, 25-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:107, 18/03857
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 januari 2019
- Datum publicatie
- 25 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:107
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2018:1972
- Zaaknummer
- 18/03857
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o met toepassing van art. 80a RO.
Uitspraak
25 januari 2019
Nr. 18/03857
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 augustus 2018, nrs. BK‑18/00538, BK‑18/00539 en BK‑18/00540, betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2012, 2013 en 2014 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake belastingrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.
2 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2019.