Home

Hoge Raad, 19-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1232, 18/04252

Hoge Raad, 19-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1232, 18/04252

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
19 juli 2019
Datum publicatie
19 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1232
Formele relaties
Zaaknummer
18/04252

Inhoudsindicatie

Artikel 1, onderdeel c en d, Besluit proceskosten bestuursrecht jo artikel 2, lid 1, onderdeel d, Besluit proceskosten bestuursrecht, reis- en verletkosten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 18/04252

Datum 19 juli 2019

HERSTELARREST

In de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Gewezen ter verbetering van het arrest van de Hoge Raad van 21 juni 2019, nr. 18/04252, ECLI:NL:HR:2019:993, gewezen op het beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 21 augustus 2018, nrs. 17/00583 en 17/00587.

1 Het arrest in het geding

1.1

De Hoge Raad heeft in deze zaak op 21 juni 2019 arrest gewezen. Nadien heeft belanghebbende verzocht om verbetering van het arrest. De Staatssecretaris van Financiën heeft zich schriftelijk over het verzoek uitgelaten en zich daarbij gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad

1.2

Belanghebbende heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de Hoge Raad abusievelijk de Inspecteur tot een onjuist bedrag heeft veroordeeld in de reis- en verletkosten van het beroep en hoger beroep.

1.3

In de laatste volzin van onderdeel 2.3 van het arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat belanghebbende in beroep recht heeft op vergoeding van € 48,26 aan reis- en verletkosten. In de laatste volzin van onderdeel 3 van het arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de Inspecteur zal worden veroordeeld in de reis- en verletkosten voor het Hof, ten bedrage van € 77,80 alsmede in de overige proceskosten voor het Hof. In de laatste volzin van onderdeel 4 (het dictum) van het arrest heeft de Hoge Raad de Inspecteur veroordeeld in de reis- en verletkosten van het beroep (€ 48,26) en in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van belanghebbende (€ 77,80 plus € 512), in totaal vastgesteld op € 638,06.

1.4

Deze beslissingen zijn onjuist op de gronden die belanghebbende aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd.

1.5

Herstel van deze kennelijke vergissingen brengt mee dat de laatste volzin van onderdeel 2.3 van het arrest komt te luiden: “Belanghebbende heeft in beroep recht op vergoeding van € 68,40 aan reis- en verletkosten.” De laatste volzin van onderdeel 3 van het arrest komt te luiden: “De Inspecteur zal worden veroordeeld in de reis- en verletkosten voor het Hof, ten bedrage van € 91,08 alsmede in de overige proceskosten voor het Hof.” De laatste volzin van het dictum komt te luiden: “veroordeelt de Inspecteur in de reis- en verletkosten van het beroep (€ 68,40) en in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van (€ 91,08 plus € 512), in totaal vastgesteld op € 671,48.”

2 Beslissing

De Hoge Raad:

verbetert het arrest van 21 juni 2019, nr. 18/04252, ECLI:NL:HR:2019:993, op de hierboven in onderdeel 1.5 vermelde wijze, en

brengt de verbeteringen aan op de minuut van dat arrest.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019.