Hoge Raad, 13-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1337, 19/01184
Hoge Raad, 13-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1337, 19/01184
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 13 september 2019
- Datum publicatie
- 13 september 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1337
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2019:728
- Zaaknummer
- 19/01184
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/01184
Datum 13 september 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 februari 2019, nrs. 18/00009 en 18/00010, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 16/7500 en 17/3353) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor dat jaar opgelegde aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de bij de eerstgenoemde aanslag gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.