Home

Hoge Raad, 27-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1438, 18/00087

Hoge Raad, 27-09-2019, ECLI:NL:HR:2019:1438, 18/00087

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
27 september 2019
Datum publicatie
27 september 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1438
Formele relaties
Zaaknummer
18/00087

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden

Derde Kamer

Nr. 18/00087

27 september 2019

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2017, nr. 16/01522, op het hoger beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 16/2443) betreffende een aan belanghebbende over tijdvakken in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1 Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.

De Staatssecretaris heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.

2 Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen en van het in het incidentele beroep voorgestelde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

Wat betreft het principale beroep in cassatie zal de Staatssecretaris worden veroordeeld tot vergoeding van de kosten die belanghebbende voor het geding in cassatie heeft moeten maken.

Wat betreft het incidentele beroep in cassatie ziet de Hoge Raad geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van belanghebbende voor het geding in cassatie, vastgesteld op € 1.024 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.N. Punt als voorzitter, en de raadsheren M.E. van Hilten en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2019.

Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 508.