Hoge Raad, 01-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:155, 18/03582
Hoge Raad, 01-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:155, 18/03582
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 februari 2019
- Datum publicatie
- 1 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:155
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:2864
- Zaaknummer
- 18/03582
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
1 februari 2019
Nr. 18/03582
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z], Zwitserland (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 6 juli 2018, nr. 17/00403, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de erfbelasting.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 21 september 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 23 oktober 2018 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Hetgeen belanghebbende in haar brief van 19 november 2018 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
2 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2019.
Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 126 wordt door de griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.