Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2864, 17/00403
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2864, 17/00403
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 juli 2018
- Datum publicatie
- 10 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2018:2864
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2017:2752, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:155
- Zaaknummer
- 17/00403
Inhoudsindicatie
Bij het vaststellen van de aanslag erfbelasting is belanghebbende de toepassing van de partnervrijstelling terecht onthouden. Er is immers geen sprake van een huwelijk in de zin van het BW. Voorts is geen sprake van schending met artikel 1 EP.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 17/00403
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats 1] (Zwitserland),
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 4 mei 2017, nummer BRE 16/2701, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is ter zake van een belaste verkrijging van € 996.130 ten gevolge van het overlijden van [A] in het jaar 2014 een aanslag erfbelasting opgelegd van € 386.730 (hierna: de aanslag). Daarbij is bij beschikking € 16.500 aan belastingrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de aanslag en de belastingrentebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 124. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 5 april 2018 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, ter bijstand vergezeld van [B] , alsmede, namens de Inspecteur, [C] , [D] en [E] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Op [datum] 2014 is [A] (hierna: erflater) overleden. Belanghebbende is enig erfgenaam van erflater.
Erflater heeft aan [adres] 44 te [plaats 2] gewoond en stond ten tijde van het overlijden in de basisregistratie personen op dit adres ingeschreven. Belanghebbende stond niet op dit adres ingeschreven.
Belanghebbende heeft aangifte erfbelasting gedaan. Bij het opleggen van de aanslag is de Inspecteur van de aangifte afgeweken en is de nalatenschap vastgesteld op € 998.222 en de belaste verkrijging, na toepassing van een vrijstelling van € 2.092, op
€ 996.130. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking € 16.500 aan belastingrente in rekening gebracht.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en de belastingrentebeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft de vraag of de partnervrijstelling kan worden toegepast op de verkrijging door belanghebbende. Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Tussen partijen is niet in geschil dat erflater en belanghebbende feitelijk samenwoonden en dat zij beschikken over een gemeenschappelijk graf.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de aanslag naar een belaste verkrijging van (€ 998.222 -/- € 627.367 =) € 370.855. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.