Hoge Raad, 25-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1622, 19/01511
Hoge Raad, 25-10-2019, ECLI:NL:HR:2019:1622, 19/01511
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 25 oktober 2019
- Datum publicatie
- 25 oktober 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1622
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2019:548
- Zaaknummer
- 19/01511
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 19/01511
Datum 25 oktober 2019
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 15 februari 2019, nr. 17/00399, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 16/452) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling voor de van de fiscale eenheid [A] B.V. geheven vennootschapsbelasting over de jaren 2010, 2011 en 2012.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.