Home

Hoge Raad, 15-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1777, 18/04664

Hoge Raad, 15-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1777, 18/04664

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 november 2019
Datum publicatie
15 november 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:1777
Formele relaties
Zaaknummer
18/04664

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

BELASTINGKAMER

Nummer 18/04664

Datum 15 november 2019

ARREST

in de zaak van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen

de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 september 2018, nrs. 16/03488 en 16/03499, op de hogere beroepen van belanghebbende en van de Ontvanger tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 14/4984) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking tot aansprakelijkstelling voor de van [A] B.V. te [Q] , voorheen [B] B.V, nageheven omzetbelasting over de periode 1 juli 2003 tot en met 31 oktober 2004.

1 Geding in cassatie

De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

De Staatssecretaris heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.

Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.

2 Het principale beroep

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Het voorwaardelijke incidentele beroep

Aangezien het incidentele beroep alleen is ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, maar dit geval zich niet voordoet, vervalt het beroep gelet op artikel 8:112, lid 2, Awb.

4 Proceskosten

5 Beslissing