Hoge Raad, 08-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:180, 18/03059
Hoge Raad, 08-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:180, 18/03059
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 februari 2019
- Datum publicatie
- 8 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:180
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2018:5632
- Zaaknummer
- 18/03059
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
8 februari 2019
Nr. 18/03059
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juni 2018, nrs. 17/00564 en 17/00565, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 14/8415 en AWB 15/4288) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft ook incidenteel beroep in cassatie ingesteld.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. F.H.H. Sijbers, advocaat te Den Haag, en heeft daarbij tevens gereageerd op het incidentele beroep.
2 Beoordeling van de in het principale beroep en het incidentele beroep voorgestelde middelen
De middelen in het principale en het incidentele beroep kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
Wat betreft het principale cassatieberoep acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Wat betreft het incidentele cassatieberoep zal de Staatssecretaris worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart zowel het principale als het incidentele beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in het incidentele beroep in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1.024 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2019.