Hoge Raad, 22-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1836, 18/01103
Hoge Raad, 22-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1836, 18/01103
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 november 2019
- Datum publicatie
- 22 november 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:1836
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:374
- Zaaknummer
- 18/01103
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 18/01103
Datum 22 november 2019
ARREST
in de zaak van
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
tegen
FISCALE EENHEID [X1] B.V., [X2] B.V. C.S. te Bruinisse (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 februari 2018, nr. 16/00332, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 14/4669) betreffende een door belanghebbende op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting over het tijdvak augustus 2012.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft ook voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Het voorwaardelijke incidentele beroep
Aangezien het incidentele beroep alleen is ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, maar dit geval zich niet voordoet, vervalt het beroep gelet op artikel 8:112, lid 2, Awb.