Home

Hoge Raad, 15-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:242, 18/00957

Hoge Raad, 15-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:242, 18/00957

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 februari 2019
Datum publicatie
15 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:242
Formele relaties
Zaaknummer
18/00957

Inhoudsindicatie

Douanerechten; procesrecht; tweede cassatie (vervolg op ECLI:NL:HR:2015:3466); middel A slaagt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 18/00958 (ECLI:NL:HR:2019:164) uitgesproken arrest van de Hoge Raad.

Uitspraak

15 februari 2019

Nr. 18/00957

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] Ltd. te [Z], Verenigd Koninkrijk (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 30 januari 2018, nr. 15/00858, betreffende een aan belanghebbende uitgereikte uitnodiging tot betaling van douanerechten.

1 Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van 10 mei 2012 van het Hof is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 4 december 2015, nr. 12/02875, ECLI:NL:HR:2015:3466, vernietigd, met verwijzing van het geding naar hetzelfde gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2 Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof van 30 januari 2018 beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3 Beoordeling van de middelen

3.1.

Middel A slaagt op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 18/00958, ECLI:NL:HR:2019:164, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.

3.2.

De overige middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.3.

Gelet op hetgeen hiervoor in 3.1 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. Het verwijzingshof zal opnieuw moeten beoordelen of de Inspecteur voor de ingevoerde knoflookbollen de oorsprong China heeft bewezen.

3.4.

Met het oog op het geding na verwijzing verdient nog het volgende opmerking. Het Hof heeft de eerste uitspraak gedaan in gedeeltelijk dezelfde samenstelling als de bestreden uitspraak. De bestreden uitspraak wordt vernietigd op eenzelfde grond als die waarop de eerste uitspraak is vernietigd. Uit het oogpunt van een behoorlijke rechtspleging dient het Hof deze zaak na verwijzing te behandelen en te beslissen in volledig andere samenstelling, dat wil zeggen zonder raadsheren die bij de eerste of de bestreden uitspraak betrokken zijn geweest.

4 Proceskosten

5 Beslissing