Hoge Raad, 22-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:287, 18/01676
Hoge Raad, 22-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:287, 18/01676
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 februari 2019
- Datum publicatie
- 22 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:287
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2018:1429
- Zaaknummer
- 18/01676
Inhoudsindicatie
HR verklaart het beroep in cassatie n-o.
Uitspraak
22 februari 2019
Nr. 18/01676
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 9 maart 2018, nr. BK-17/00502, betreffende een aan belanghebbende over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
1 Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
De griffier van het Hof heeft op de uitspraak van het Hof aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 9 maart 2018.
Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 24 april 2018 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 20 april 2018.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 3 mei 2018 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de dagtekening van deze brief aan te tonen dat het beroepschrift in cassatie voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd, dan wel mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Die termijn eindigde op 31 mei 2018. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruikgemaakt. De op 13 juni 2018 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.
2 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
3 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2019.