Hoge Raad, 22-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:289, 18/02051
Hoge Raad, 22-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:289, 18/02051
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 februari 2019
- Datum publicatie
- 22 februari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:289
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:53
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2018:1495
- Zaaknummer
- 18/02051
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
22 februari 2019
Nr. 18/02051
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 5 april 2018, nrs. 16/03505 en 16/03506, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/3994 en 15/3995) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2009 en 2010 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 17 januari 2019 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2019:53).
2 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.