Hoge Raad, 11-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:32, 18/00721
Hoge Raad, 11-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:32, 18/00721
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 januari 2019
- Datum publicatie
- 11 januari 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:32
- Formele relaties
- In sprongcassatie op: ECLI:NL:RBZWB:2018:191
- Zaaknummer
- 18/00721
Inhoudsindicatie
Art. 36c, lid 1, Wet LB 1964; art. 14 EVRM, art. 26 IVBPR en art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Privégebruik auto. Keuze van de wetgever om overgangsrecht in te voeren voor auto’s met datum eerste toelating van voor 1 januari 2017 niet evident van redelijke grond ontbloot. Geen schending van art. 1 EP.
Uitspraak
11 januari 2019
Nr. 18/00721
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 januari 2018, nrs. BRE 17/4811, 17/4812 en 17/4814, betreffende de van belanghebbende ingehouden bedragen aan loonheffingen over de tijdvakken januari 2017, februari 2017 en maart 2017. De uitspraak van de Rechtbank is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de middelen
De middelen falen op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 17/04934, ECLI:NL:HR:2019:1, uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.