Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-01-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:191, BRE - 17 _ 4811
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-01-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:191, BRE - 17 _ 4811
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 10 januari 2018
- Datum publicatie
- 30 januari 2018
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2018:191
- Formele relaties
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2019:32
- Zaaknummer
- BRE - 17 _ 4811
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende is door zijn werkgever een auto met een datum eerste toelating (DET) vóór 2017 ter beschikking gesteld. In geschil is het bijtellingspercentage voor de loonheffingen over de maanden januari tot en met maart 2017. Belanghebbende bepleit een bijtellingspercentage van 22% dat geldt voor dergelijke auto's met een DET in 2017. De inspecteur bepleit, op grond van art. 36c Wet LB 1964, een bijtellingspercentage van 25%. De rechtbank oordeelt dat het hanteren van een bijtellingspercentage van 25% niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 26 van het IVBPR en artikel 14 van het EVRM en geen inbreuk maakt op het ongestoord genot van eigendom als bedoeld in artikel 1, van het Eerste Protocol, bij het EVRM.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 17/4811, 17/4812 en 17/4814
uitspraak van 10 januari 2018
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de inhouding van loonheffing over zijn genoten loon in de maanden januari 2017, februari 2017 en maart 2017.
De inspecteur heeft bij, in verschillende geschriften opgenomen, uitspraken op bezwaar van 31 mei 2017 de bezwaren van belanghebbende afgewezen.
Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 28 juni 2017, ontvangen bij de rechtbank op 30 juni 2017, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende eenmaal griffierecht geheven van € 46.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota ingediend en de inspecteur een nader stuk.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2017 te Breda. Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift gelijktijdig met het afschrift van deze uitspraak aan partijen zal worden toegezonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is in dienstbetrekking werkzaam bij [de werkgever] (hierna: de werkgever). De werkgever heeft vanaf juli 2016 aan belanghebbende een personenauto met een (catalogus)waarde van € 28.524 (hierna: de auto) ter beschikking gesteld.
Belanghebbende heeft in onderhavige tijdvakken de auto voor privédoeleinden ter beschikking gehad. De werkgever heeft ter zake hiervan bij de inhouding van loonheffing, per tijdvak, het voordeel gesteld op één twaalfde deel van 25% van de waarde van de auto.
3 Geschil
In geschil is of het hanteren van een bijtellingspercentage van 25%:
-
in strijd is met het gelijkheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 26 van het IVBPR en artikel 14 van het EVRM.
-
inbreuk maakt op het ongestoord genot van eigendom als bedoeld in artikel 1, van het Eerste Protocol, bij het EVRM.
Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend, de inspecteur ontkennend. Niet in geschil is dat het in aanmerking genomen voordeel ter zake van het privégebruik van de auto in overeenstemming is met de wetgeving.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de over ieder tijdvak ingehouden loonheffing met € 29. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.