Hoge Raad, 08-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:325, 18/00433
Hoge Raad, 08-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:325, 18/00433
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 maart 2019
- Datum publicatie
- 8 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:325
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2017:5846
- Zaaknummer
- 18/00433
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
8 maart 2019
Nr. 18/00433
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 21 december 2017, nrs. 13/01027 tot en met 13/01029, op het hoger beroep van [X] S.à R.L. te [Z], Luxemburg (hierna: belanghebbende) tegen uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 12/4800 tot en met 12/4802) betreffende aan belanghebbende over ee tijdvakken1 januari 2007 tot en met 31 december 2007, 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 en 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen.
1 Geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
2 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.