Home

Hoge Raad, 15-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:366, 18/00329

Hoge Raad, 15-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:366, 18/00329

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 maart 2019
Datum publicatie
15 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:366
Formele relaties
Zaaknummer
18/00329

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

15 maart 2019

Nr. 18/00329

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 december 2017, nrs. 17/00510 tot en met 17/00513, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 16/4819, AWB 16/4820, AWB 16/5065 en AWB 16/5067) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 2010, 2011 en 2012 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen alsmede een ten aanzien van belanghebbende voor het jaar 2013 gegeven beschikking als bedoeld in artikel 3.151, lid 4, Wet IB 2001.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing