Hoge Raad, 22-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:409, 18/01156
Hoge Raad, 22-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:409, 18/01156
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 maart 2019
- Datum publicatie
- 22 maart 2019
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2019:409
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2018:588
- Zaaknummer
- 18/01156
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
22 maart 2019
Nr. 18/01156
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad te Zaandam (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 6 februari 2018, nr. 16/00371, op het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad en het incidentele hoger beroep van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) betreffende van belanghebbende geheven leges.
1 Geding in cassatie
Het College heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft ook voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij één klacht aangevoerd.
Het College heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend. Het heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Het voorwaardelijke incidentele beroep
Aangezien het principale beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van het Hof, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld, niet vervuld. Gelet op artikel 8:112, lid 2, Awb vervalt daarom het incidentele beroep.