Home

Hoge Raad, 22-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:411, 18/02702

Hoge Raad, 22-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:411, 18/02702

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
22 maart 2019
Datum publicatie
22 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:HR:2019:411
Formele relaties
Zaaknummer
18/02702

Inhoudsindicatie

HR: 81.1 RO.

Uitspraak

22 maart 2019

Nr. 18/02702

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 18 mei 2018, nrs. 15/00968 tot en met 15/00977, 15/00979, 15/00981 tot en met 15/00985, 15/00987 tot en met 15/00993, 15/00996 en 15/00997, op het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland‑West-Brabant (nrs. 12/5919 tot en met 12/5948) betreffende de aan belanghebbende over het jaar 1999 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting, over de jaren 1991 tot en met 2000, 2002, 2005 en 2008 opgelegde (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, over de jaren 1992 tot en met 2000 opgelegde navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting, en beschikkingen inzake boetes en heffingsrente.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2 Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3 Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing